college van plan is de raadsleden te benaderen met de vraag wie er naar deze dag gaan, en of er eventueel vragen zijn, die dan op dezelfde manier kunnen worden ingediend als in de brief staat. De voorzitter denkt dat het goed is dat er gepould wordt. Als er daaromtrent nog vragen zijn die van tevoren doorgesproken dienen te worden, dan kan dat vooraf op een geschikt tijdstip, nog worden gedaan. Van de andere kant is het zo dat op de voorlichtingsdag ieder raadslid op persoonlijke titel de vragen kan stellen die hij nodig acht. Wie er precies aan de voorlichtingsdag deelnemen, wordt nog even in beraad gehouden. Het raadslid looi jen vraagt met betrekking tot punt 12 (besluit van gedeputeerde staten tot onthouding van goedkeuring begrotings wijzigingen), of het college in beroep gaat ingevolge art. 235 van de gemeentewet. De voorzitter zegt, dat het geen zin heeft om in beroep te gaan. Het is een kwestie van afronding van de rekening 1983. Het raadslid looijen vraagt wat het dan voor nut heeft dat gedeputeer de staten die brief hebben geschreven, als gedeputeerde staten toch weten dat de gemeente op de hoogte is van het feit dat dit bij de rekening meegenomen wordt. Hij vraagt zich af of dit een typisch voorbeeld is van ambtenarij of dat het een zuiver letten op de letter van de wet is. Hij vindt het maar werk zoeken. De voorzitter zegt dat zo de gang van zaken is, de wettelijke lijn wordt gevolgd. Hij zegt dat het zo is, dat men er wel naar toewerkt om een toelichting op de belangrijkste posten toegestuurd te krijgen. Het vergemakkelijkt voor gedeputeerde staten straks de vaststelling van de gemeenterekening. Aangezien niemand meer het woord verlangt worden de ingekomen stuk ken voor kennisgeving aangenomen. 4. Voorstel tot het machtigen van het college van burgemeester en wethouders om, in voorkomende gevallen, namens de raad een verweer schrift op te stellen met betrekking tot AROB-procedures Het raadslid Looijen zegt dat het hem verbaast het voorstel zo te zien liggen met daarbij een compleet boekwerk met alle brieven e.d. die daarover geschreven zijn, maar dat juist het concept-verweerschrift ontbreekt. Hij vindt het ook vreemd, dat de brieven die bij de voor bereiding van het besluit van 3 juli 1984 ontbraken, nu wel bij de stukken lagen. En dat waren geen brieven die gekomen waren na 3 juli, maar brieven die gekomen waren in oktober 1984.

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1985 | | pagina 96