- 6 -
8Voorstel tot vaststelling van de vergoeding ex. art. 101 bis der
Lageronderwijswet 1920 voor het .jaar 1982 (vakleerkrachten)
Het raadslid Mevr» Emke zegt het ermee eens te zijn, dat er overleg
komt. Dit is zo in de commissie financiën besproken. Zonder dat ver
der iemand het woord verlangt of ètemmig wordt overeenkomstig het voor
stel van burgemeester en wethouders besloten.
9. Voorstel terzake van het bezwaarschrift van de heer de Weert tegen
het weigeren van een bouwvergunning.
Zonder dat iemand het woord verlangt of stemming wordt overeenkomstig
het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
10. Voorstel tot het verlenen van medewerking aan het onderzoek naar lo-
katies voor gewestelijke stortplaatsen.
Het raadslid Mevr. Emke is voor het voorstel van b en w, m.b.t. de in
het voorstel opgenomen zin: "Eventuele overblijvende kosten dienen ons
inziens ten laste te worden gebracht van de toekomstige exploitatie van
de nieuwe stortplaatsen", vraagt zij zich af wat er gebeurt als "men" het
er niet mee eens is. De voorzitter zegt dat het voorstel van de gewest
raad ook deze bepaling heeft opgenomen. Het hangt ervan af wat het onder
zoek uitwijst. Het cruciale punt is, dat de gemeenten waar de stortplaat
sen moeten komen,* en er een bestemmingsplan wordt gemaakt voor het gebied,
waar de stortplaatsen komen. Het raadslid Looyen vraagt of het bekend is
hoeveel het de gemeenschappelijke reinigingsdienst, de H.O.P., zou kosten,
als ze het vuil zou laten verbranden in Roosendaal. Wethouder Buijs zegt,
dat volgens de cijfers van 1981 het de gemeenschappelijke reinigingsdienst
de H.O.P. meer dan het 10-voudige, exclusief de meer-transportkosten, zou
kosten. Zonder dat iemand verder het woord verlangt of stemming, wordt over
eenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
11Rondvraag.
Het raadslid Schouteten haalt het in de krant van vrijdag opgenomen artikel
van de wethouder aan. Aangezien er aangaande het artikel bij hem niets be
kend was, stond hij er wat vreemd tegenover, zo vertelt hij. Hij vraagt of
er echt narigheden zijn. Het raadslid Wiemes vraagt of er niets aan te doen
is aan het feit, dat er regelmatig een auto op de stoep staat tussen de
Nieuwstraat en de nieuwe Keizerstraat. De voorzitter zegt er nogmaals aan
dacht aan te zullen besteden. Het raadslid Looyen heeft eigenlijk dezelfde
vraag als de heer Schouteten. Hij is van mening, dat de raad best ingelicht
zou mogen worden omtrent de achtergronden van het krante-artikelEr staat
met name in het krante-artikel, dat het bestuurlijk functioneren van het col
lege niet gaat, zoals het zou moeten gaan. Hij vindt dit een ernstige zaak.
Hij wenst te weten wat eraan schort en of er in dit verband een bepaald ie
mand een speciale rol vervult. Het raadslid Mevr. Emke sluit zich aan bij de
Heer Looyen. Als het ollege niet goed functioneert, dan kan er, volgens
haar, ook niet goed bestuurd worden. Zij vindt, dat de raad er recht op heeft
te weten, wat er aan de hand is. Het raadslid de Ru haalt tevens een ander
onderwerp aan: het sexgebeuren in Putte. Ook hierover heeft laatst een arti
kel in de krant gestaan. De fractie van de V.V.D. is al maanden bezig, om er
iets aan te doen. Zij is van mening, dat er wel opgetreden kan worden tegen
de sexhuizen. De bewijsstukken zijn in haar bezit. De fractie van de V.Y.D.
zou het zeer op prijs stellen een gesprek met het college te hebben over dit
onderwerp teneinde eventueel maatregelen te nemen om de sexhuizen uit Putte
te weren. Het raadslid de Bruijn vindt, hetgeen de raadsleden Schouteten,
Looyen, Emke en de Ru hebben gezegd, als signalement wel juist. Hij wil er
echter op wijzen, dat het college, evenals de raad, zijn eigen verantwoorde
lijkheid heeft: de wethouders hebben hun eigen verantwoordelijkheid.
Wanneer een wethouder van mening is, dat het functioneren van het college niet
gaat, zoals het zou moeten gaan, dan kan hij zich best voorstellen dat je je
op een gegeven gaat ontladen. Dit is misschien te verwerpen, maar wel begrij
pelijk. Hij zegt het zelf in het afgelopen jaar te hebben ondervonden.
3E het ermee eens zijn dat de stortplaatsen er komen,