helang van Morsink en anderzijds het belang van de gemeente Putte waarvoor
de raad verantwoordelijk is. Gezien de situatie is hij van mening dat de ge-r*
meente de grond niet terug moet kopen. Maar als de Algemene verkoopvoor
waarden worden bekeken dan kan er toch een probleem ontstaan. Hij verwijst
hierbij speciaal naar de artikelen 6 en 9- Hij is van mening dat het college
wel gemachtigd is om toestemming te verlenen. Het raadslid Gelten schaart
zich achter het voorstel van het college ofschoon hij begrip heeft voor de
situatie van betrokkene. Wethouder Buijs antwoordt dat in december 1980 aan
de Heer Morsink mondeling is medegedeeld dat hij de grond mocht doorverkopen.
Uit de stukken hebben de leden kunnen zien dat dit niet gelukt is. Ook heeft
hij de woning in Bergen op Zoom niet kunnen verkópen.
Vandaar dat hij terugvalt op de brief waarin het college verklaard heeft be
reid te zijn aan de raad voor te stellen deze grond terug te kopen. Dat is
wel 2 jaar geleden. De situatie op de bouwmarkt en de grondprijzenmarkt is
voor het college aanleiding om te zeggen: "nu doen we het niet meer", want
dan zou het risico, dat de Heer Morsink in 1979 is aangegaan, afgewimpeld
worden op de Putse gemeenschap en dat vindt het college niet terecht. Hij
heeft duidelijk een risico genomen met de mogelijkheid dat het voor hem gunstig
was uitgevallen, dan was hij waarschijnlijk niet terug gekomen om de grond
terug te verkopen; maar nu het voor hem fout loopt probeert hij het risico
en de kosten af te wimpelen op de gemeenschap.
In de vergadering van 24 augustus heeft de raad de 5 resterende percelen
tegen kostprijs in de algemene dienst opgenomen omdat ze ook voor de gemeente
Putte niet verkoopbaar zijn. De minder-winst komt voor rekening van de Putse
gemeenschap, maar deze percelen waren ons eigendom en blijven dat ook, dan
is het risico ook voor de gemeente. Hij heeft het risico aanvaard en dan moet
hij ook het risico aanvaarden dat het verkeerd kan uitlopen en de lasten
voor hem zijn. Ten aanzien van de opmerking van het raadslid de Ru dat de ge
meente al eerder grond terug heeft gekocht verklaart hij dat dit, voor zover
hij dit zich kan herinneren, niet is gebeurd. Waarschijnlijk is hier sprake
van een geval dat iemand optie had op een perceel en dat deze verkoop niet
is doorgegaan en men de 10$ waarborgsom kwijt was. Daarnaast verwijst hij
naar punt 4 van de koopovereenkomst dat door beide partijen afstand is ge
daan van het recht tot ontbinding van de overeenkomst, zodat de gemeente de
handen vrij heeft. Het raadslid de Ru verklaart naar aanleiding van de op
merking van het raadslid Looyen dat hij niet in de raad zit om de belangen
van de Heer Morsink te bepleiten. Ook hij zit hier voor de gemeenschap; hij
vindt rechtvaardigheid echter een eerste vereiste. Hij verwijst hierna naar
de verkoop van een perceel grond aan de Heer Wieringhen Borski ter grootte
van 1089 m2 welk perceel door de gemeente is teruggekocht. Er is altijd
sprake van een zeker risico. Over de prijs valt te praten, desnoods zou de