zaak en vindt het jammer dat de verantwoordelijke gedeputeerde daar geen
begrip voor op kan brengen.
Het raadslid de Bruijn verklaart dat ook zijn fractie volledig achter het
voorstel van het college staat, mede gezien de ongenuanceerde opstelling
van de Heer de Geus omdat de belangen van bepaalde groeperingen eenzijdig
en behoorlijk worden geschaad.
Het raadslid A. Buijs sluit zich hierbij aan. De voorzitter merkt ten aan
zien van de verklaring van het raadslid Looyen op dat Ged. Staten zuiver
volgens eigen inzicht hebben gehandeld. Hij is er tevens van overtuigd dat
er geen ander besluit genomen zou zijn als Benegora wel in de gelegenheid
zou zijn geweest om een gesprek te hebben met het college. Het besluit van
14 juli 1981 betreft een wijziging van het oorspronkelijk besluit van 3 ju
ni 1980. De motivatie hiervoor was dat het vrachtverkeer in de Antwerpse
straat de ruimte moet hebben om aan de douaneverplichtingen te voldoen.
Wij zeggen dat dit wel moet maar dat hierdoor een evenredige verkeersafwik
keling wordt verkregen zoals dit door het gemeentebestuur wordt voorgestaan.
Het eerste besluit is derhalve weer volledig in werking getreden, zij het met
een zekere versoepeling in die zin dat de maatregel in het weekend niet geldt.
Het raadslid Looyen vindt dat de motivatie van Ged. Staten mank loopt ten
opzichte van de langzame groei van het grensgoederenvervoer. Tot op het tijd
stip waarop de verkeersmaatregel genomen is heeft het verkeer altijd zijn
eigen weg gezocht zij het soms met verkeersopstoppingen die nooit langer dan
enige minuten duurden. Hij acht het een onverteerbare zaak dat de belangen
van een kleine groep ondernemers worden opgeofferd terwijl een oplossing kan
worden gezocht die voor alle partijen bevredigend kan zijn.
Aan de Belgische zijde ligt een groot terrein direct achter de douane. Als
dit inderdaad een heel groot probleem zou zijn dan had men van gèdeputeerde
de Geus mogen verwachten dat hij alles in het werk had gesteld om met name
dit terrein te benutten voor vrachtwagens. Men heeft echter de weg van de
minste weerstand genomen en men offert het belang van de ondernemers op. Hij
vindt het een spijtige zaak en tekenend voor de mens die achter dit besluit
staat. Wethouder Buijs meent begrepen te hebben dat de Heer Looyen het col
lege van burgemeester en wethouders onzorgvuldig bestuur aanwrijft, door te
verklaren dat Benegora niet in deze zaak is gekend.
Hij is het daar volstrekt niet mee eens. Benegora is een keer schriftelijk
uitgenodigd voor een gesprek. Toen hun secretaris telefonisch mededeelde dat
deze tijd hen niet schikte heeft hij als wethouder persoonlijk geielA tij
dens een collegevergadering dat Benegora zelf een nieuwe datum mocht opgeven.
De Heer de Klerk had daar echter geen behoefte aan. Het raadslid Looyen
merkt op dat hij nu 2 standpunten aanhoord heeft die thans niet hard gemaakt
kunnen worden.