heeft Timmermans om ander werk verzocht.
Toen dit bekend is geworden is er een actiegroep van 3 a 4 personen
begonnen met het houden van een enquête. Volgens het raadslid Msvr»
Emke moet de gemeente zorgen voor de verkeersveiligheid. Men mag
de zaak niet omdraaien en zeggen dat de ouders hiervoor moeten zorg
dragen.
Zij is het er wel mee eens dat de heer Timmermans daar het laatste
jaar vaak voor niks heeft gestaan. Zij meent uit de brief begrepen
te hebben dat is toegezegd dat er een stoplicht geplaatst zou wor
den. De voorzitter ontkent dit gezegd te hebben. Men is gekomen met
het idee van een stoplicht. Hij heeft toen gezegd, dat als er iets
moet gebeuren, men hiervoor bij de gemeenteraad moet zijn.
Daarnaast moet men voor het plaatsen van een stoplicht bij de Ant
werpsestraat bij de provincie zijn en graag zal het college deze
aangelegenheid met de betreffende Gedeputeerde bespreken als deze op
30 oktober een werkbezoek aan Putte zal brengen.
Het raadslid Schouteten vraagt of het als tussenoplossing misschien
mogelijk is om de Heer Timmermans nog tijdelijk zijn functie te laten
uitoefenen, vooral daar het hier om de kinderen gaat.
De voorzitter antwoordt hierop dat het zeker in het belang van de kin
deren is, waarvoor op de eerste plaats de ouders verantwoordelijk zijn.
Zowel het gemeentebestuur als de rijkspolitie hebben terzake alle
mogelijke medewerking toegezegd voor het goed functioneren van een
moederbrigade. Het woord is nu aan de ouders.
De ingekomen stukken worden hierna ter kennisneming aangenomen.
4. Voorstel tot wijziging van de Algemene Politieverordening.
De voorzitter geeft een korte toelichting aan de hand van het voorstel.
Bij brief van 1 juni j.l. heeft de Afdeling Noord-Brabant van de Ver
eniging van Nederlandse Gemeenten medegedeeld, dat de Hoge Raad zich
bij arrest van 2? juni 1978 heeft uitgesproken over artikel 45 van
de model-Algemene Politieverordening voor Noord-Brabant.
Deze bepaling heeft betrekking op het houden van inzamelingen.
Gelet op de inhoud van het tweede lid van de bedoelde bepaling is de
Hoge Raad van mening dat artikel 45 onverbindend is wegens strijd met
artikel 7 van de Grondwet.
De Hoge Raad overwoog dat het voorschrift van artikel 45 6©*1 middel
tot verspreiding van gedrukte stukken raakt, dat zelfstandige betekenis
heeft en met het oog op die verspreiding in een bepaalde behoefte kan
voorzien.