Het raadslid Looijen vindt het erg vreemd, dat de commissie van de P.P.D. steeds als bezwaar aanvoert de aantasting van het landschap pelijk karakter terwijl ze wel bereid waren om op een afstand van 15 meter wel eenzelfde sporthal weg te laten zetten door de gemeente. Als men dergelijke argumenten gaat aanvoeren dan krijgt men de indruk dat er een zekere mate van "lobbiën" is geweest om op grond van bepaalde formele mogelijkheden zo'n zaal te kunnen tegenhouden. Hij vindt dit wel bezwaarlijk want als men dan het landschap inkijkt en men ziet dan dat fraaie stuk van dat tuincentrum staan dan be grijpt hij niet dat een commissie een dergelijke uitspraak kan doen in een stuk waarin de gemeente krachtens een bestemmingsplan wel toestemming zou hebben gekregen, en dat daarnaast op een ander perceel een gebouw staat dat zeker landschappelijk niet uitblinkt. De voorzitter daarentegen vindt het een bedenkelijke zaak, nu is het weer "lobbiën1^ dat het de argwaan is tegen één enkele man en dat is hij. Hij daagt daarna het raadslid Looijen uit om schriftelijk aan de raad voor te leggen dat dit zo is. Het woord "lobbiën" duidt duidelijk in een bepaalde richting. Het is duidelijk gebleken uit de gesprekken met van Rooijen hoe daarover gedacht werd. Graag nodigt hij het raadslid Looijen om aan de raad waar te maken dat de burgemeester achter de rug van het college en achter de rug van de raad om"gelobbied"heeftHet college heeft zich vóór het bouwen van sporthal verklaard, vandaar die aanvraag. De raad heeft zich daarvoor verklaard om in afwijking van het voor overleg met de P.P.D. het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. En achter de rug van de raad gaat de voorzitter van die raad en de voorzitter van het college "lobbiën" in de geest van doe het a.u.b. niet. Het raadslid Looijen merkt op dat dit zou kunnen, dat dit gebeurd zou kunnen zijn. De voorzitter antwoordt hierop dat dit pertinent niet door hem is ge beurd. Het raadslid Looijen blijft het een spijtige zaak vinden. De belangen van een groep mensen zijn aangetast. De P.P.D. hangt ons aan alle mogelijke voorschriften op. Gedeputeerde Staten kunnen dan wel blijven weigeren om toestemming te verlenen, maar intussen blijft wel de urgentie bestaan en dat is juist het treurige van deze zaak. De voorzitter antwoordt hierop dat de P.P.D. zondermeer gesteld heeft: niet in een kern als Putte. Het raadslid Looijen stelt voor, als de raad in zijn totaliteit ermee akkoord kan gaan, dat er sterk op aan gedrongen wordt bij de commissie om alsnog dit plan nader te bezien,

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1979 | | pagina 55