voorstel van het college om in hoofdzaak in te stemmen met de stellingen
en conclusies van de werkgroep zoals wij die in hoofdstuk 7 kort samengevat
hebben gelezen. En laat ons tot slot opmerken, dat de veel gehoorde kreet
zoals wij die juist ook weer van de heer van Wees hoorden, dat als de
mini-provincies doorgaan de burger minder greep heeft op zijn bestuur.
Als wij de berichten moeten geloven, heeft hij dat nu op het moment ook
al niet meer. En hier bedoelen wij als laatste voorbeeld de verhuur van
de laatste lokalen aan de fanfare of de Stichting Carnaval of hoe was
het ook weer, aldus het raadslid Looijen.
De Voorzitter vraagt hierna of de heer Looijen verwacht dat wanneer er
een grotere gemeente zou komen er hier een schouwburg gebouwd zou worden.
Het raadslid Looijen antwoordt hierop dat gezien de situatie zoals die nu
in West-Brabant aanwezig is, de mogelijkheid niet uitgesloten moest
worden om in Bergen op Zoom iets dergelijks tot stand te brengen. Dit zou
Bergen op Zoom nu ook wel willen doen, alleen zouden zij nu dan de kosten
alleen moeten dragen. Dat is natuurlijk niet relevant, want de exploitatie
kosten daarvan zijn natuurlijk zo zwaar, dat Bergen op Zoom zich dat zeer
waarschijnlijk voorlopig nog niet zal kunnen permitteren, alhoewel de
wens daartoe heel sterk aanwezig is.
Maar wanneer dat opgedeeld zou kunnen worden in een groter draagvlak voor
de rest van West-Brabant die duidelijk qua verzorging aangewezen zou zijn
op bij voorbeeld Bergen op Zoom, zoals nu een groot gedeelte in het ach
terliggende gebied van Roosendaal aangewezen is op Roosendaal en Roosendaal al
beschikt over een schouwburg, zou dat zeker in Bergen op Zoom een be
taalbare en haalbare kaart zijn. Nu echter is dat juist niet het geval.
De Voorzitter antwoordt hierop dat men gemakshalve altijd maar vergeet
te vertellen, dat toen de financiële verhoudingswet in werking is getreden
er bij de steden die een streekfunktie vervullen met die uitgaven extra
rekening is gehouden.
In het algemeen is het niet zo dat men tegen die herindeling is. Men moet
eens duidelijk stellen wat voor taken het rijk aan de provincie zal over
dragen. Het gaat nu altijd ten koste van de kleine gemeenten.
Het is altijd zo gemakkelijk om een kreet te uiten, dat de kleine gemeenten
niet tegen hun bestuurstaak zijn opgewassen, maar niemand zegt waar zij in
gebreke blijven, aldus de Voorzitter.
Het raadslid Looijen zegt niet te geloven, dat dat zo nadrukkelijk gezegd
wordt. Verscheidene malen wordt het onderstreept en zoals de heer van Wees
memoreerde aan een artikel uit de West-Brabantse pers over de uitspraak
van de burgemeester van Ossendrecht, die dat op een wat emotionele manier
zegt, dat hij zich schijnbaar gepakt voelt door de organisaties boven hem
die vinden dat hij het niet goed doet. Ik dacht niet dat iemand dat ooit
vindt. Deze mensen doen allemaal buitengewoon goed hun best binnen de
mogelijkheden in het kader van hun vermogen en hun financieel budget.
En dat op zich is heel belangrijk. Maar daarmee blijf je wel constant de
situatie houden, dat mensen die wonen in een kleine gemeenschap zoals
Putte, Ossendrecht, Woensdrecht, Huijbergen en al die andere honderden
kleinere gemeenten in Nederland, altijd iets minder kunnen hebben dan bij
wijze van spreken grote wooncentra. Waarom zou een man, die in een groot
wooncentrum woont meer recht hebben op een mogelijkheid van oplossing van
zijn welzijnsproblemen dan in een dorp als Putte.
Natuurlijk zijn wij begenadigd met ontzettend veel natuurschoon, hetgeen
op zich iets fenominaals is en er zijn veel mensen uit de stad welke de
laatste tijd een overval plegen op de campings e.d.. In dit verband moge
worden verwezen naar een rapport van de HeidemijHet vreemde is echter,
dat de bewoners van de kleine gemeenten minder gebruik maken van dat
prachtige natuurschoon als die mensen die dat ontberen.
Dit zijn van die kleine problemen die eigenlijk het totaal zo overzichtelijk
of onoverzichtelijk maken voor diegenen die er mee geconfronteerd worden.
Putte kan niet worden vergeleken met iedere andere kleine gemeente in