mee gemoeid is, vooral omdat men het goed moet doen.
Als er nu een 2e provinciaal bestuur zit wordt deze problematiek
gelijk iets kleiner. De gevolgen kunnen ook financieel op de begrotingen
van de gemeente gaan drukken. Als de goedkeuringen niet op tijd binnen
zijn, bij voorbeeld wordt hier gedacht aan Volkshuisvesting, het niet
op tijd verkrijgen van een fiat om te gaan bouwen houdt in, dat als men
over de jaargrens gaat, dit allemaal vele procenten duurder wordt. En
de prijs is vaak de rem waardoor het zo lang duurt in de Volkshuisvesting.
Daarom sprak op 10 oktober 1978 de Raad voor territoriale decentralisatie
de wens uit in een advies dat 2 zaken als eerste in de nieuwe gedecentra
liseerde opzet gerealiseerd moesten worden, t.w. onderwijs en volkshuis
vesting. Nu wordt er door het rijk voorgesteld om Brabant bestuurlijk op
te delen in 3 of in 2 kleinere bestuurseenheden. Daarbij is het uitgangs
punt dat er een grotere decentralisatie komt van overheidstaken en de
belofte om een oplossing aan te dragen voor de regionale bestuursproble-
matiek gelijkmatig binnen het nieuwe provinciemodel. Dat heeft bij ver
schillende mensen emoties losgemaakt die volgens onze fraktie niet
relevant zijn aan de bestaande problemen. Het oprichten van de gewesten
was duidelijk een stap in de richting naar een vorm van besturen om
problemen met dit apparaat aan te pakken en die vaak zoals ook nu uit de
praktijk blijkt niet opgelost konden worden door de gemeentebesturen
ieder afzonderlijk. Echter naar onze mening worden als gevolg weer hiervan
diensten opgericht waarop vrijwel geen enkele democratische controle
mogelijk is, zoals bij voorbeeld nu de schoolbegeleidingsdienst
Als wij op deze weg verder gaan dan wordt de invloed van de burger op de
dingen die uiteindelijk voor zijn welzijn beslist worden steeds kleiner en
wordt het bestuursapparaat star en mogelijk zelfs onbeweeglijk.
Dit moet dan ook zeker nooit het resultaat worden van het eventueel op
richten van mini-provincies.
Het tegenovergestelde is dachten wij juist de bedoeling. Om de bijdrage aan
deze discussie niet te lang te maken vinden wij dat wij nuchter tegen
alles moeten blijven aankijken. Daarom zijn wij het niet met alles eens
wat de territoriale werkgroep in haar rapport adviseert. Voor ons mag in
principe Noord-Brabant opgedeeld worden in een Oost en in een West be
stuurlijk Brabant om het in dezelfde quasi-emotionele bewoordingen te
zeggen als de Stichting Brabant Eén "Wat heeft een West-Brabander nu met
een Oost-Brabander te doen". Bijna niets. Maar daar gaat het gewoon niet
om. Waar het wel om gaat is om in de komende tijd het hoofd te kunnen
bieden aan de problemen en dat kan men niet doen door nu krokodillen
tranen te gaan huilen op een Brabantia Nostra-achtige manier.
Hoe het zal gaan met de bestuurlijke opheffing van verschillende kleine
gemeenten is nu nog niet bekend. Maar hoe zouden vele kleine gemeenten
de volgende zaken financieel rond kunnen krijgen en dan daarna ook nog
kunnen blijven exploiteren, b.v. een overdekt zwembad, een goede huis
vuilophaaldienst met de verwerking hiervan in het kader van vooral de
reciting, een goede schouwburgaccomodatiebejaarden- en verpleegtehuizen
en een 100$ werkende plantsoendienst, een gelijkwaardige straatreinigings
dienst, een milieucontroledienst, gemeentepolitie met wijkagenten, scholen
voor voortgezet onderwijs, goede sociale opvangstcentra, bibliotheek en
jeugdhonken met veel mogelijkheden, kortom zij zouden veel van deze
zaken niet kunnen verwezenlijken. Nu kan men zeggen op gewestelijk niveau
accoord, maar dan zal het gewest een vierde bestuurslaag worden, en dat
is dachten wij, niet de bedoeling.
Daarbij zouden er gewone verkiezingen gehouden moeten worden, en niet
zoals nu "getrapte". Wij blijven voorlopig vertrouwen in het totstandkomen
van 2 mini-provincies die, dat erkennen wij ook, extra geld gaan kosten,
maar daarnaast ook weer aan vele mensen werk zal bieden.
Maar de grootte van het decentralisatieproject naar de mini-provincies
is voor ons van doorslaggevende aard om te stemmen voor de opdeling van
bestuurlijk Noord-Brabant. En daarom kunnen wij niet instemmen met het