de conclusies van de territoriale commissie die deze zaak uitvoerig heeft bestudeerd. Het raadslid van Wees stelt met betrekking tot dit agendapunt het volgende: Wij als C.D.A. voelen in het geheel niets voor de voorstellen van de Minister van Binnenlandse Zaken Wiegel en zijn voorganger Minister de Gaay-Eortman. Beide bewindslieden kwamen met voorstel len die niet of nauwelijks gemotiveerd waren. Twee argumenten kwamen naar voren. Decentralisatie van de rijkstaken of zoals dat dan ge noemd werd "Het bestuur dichter bij de mensen brengen" en het tegen gaan van een vierde bestuurslaag. Als mogelijke decentralisatie- taken werden genoemd: Volkshuisvesting, Onderwijs, Wegenzorg, Open luchtrecreatie, Monumentenzorg, Ruilverkaveling en de Algemene Bij standswet. Hoe dit alles echter ingevuld zou gaan worden werd nauwelijks uiteen gezet, waarschijnlijk ook omdat de ministeries niet veel voelen voor het afstoten van taken. Er blijven nog meer vragen. In het begin, zo in 1976 werd er gesproken over 46 miniprovinciessinds die tijd daalde het cijfer gestaag, 26, 24 en tenslotte kwam men in 1978 met het cijfer 17. Waar dit cijfer en de andere cijfers vandaan komen is niet geheel duidelijk. Met het minimuminwonertal voor de gemeenten ging het precies zo. Nu moet je plotseling 10.000 inwoners hebben om als gemeente goed te kunnen funktioneren. Dit geschuif van cijfers komt ons wat onwezenlijk voor, en wij hebben de indruk dat er onnodig moeilijkheden geschapen worden. Wij zijn ervan overtuigd dat Den Haag meer over heeft voor één Brabant dan voor drie Brabantjes. Wij geloven ook, dat de mensen dichter bij hun huidige gemeentebestuur staan als dan wanneer zij naar een ander dorp moeten om met hun ge meentebestuur te praten. Er wordt klakkeloos gezegd dat 79 van de 131 brabantse gemeenten hun werk niet goed doen. Met de burgemeester van Ossendrecht, Drs. van Gils zijn wij van mening, dat dat een holle frase is. Wij zijn voor de handhaving van de huidige provinciale en gemeentelij ke indeling, waarbij de gewesten een bredere basis zouden moeten kunnen krijgen, met een duidelijke wettelijke ruggesteun, zonder dat die gewesten uitgroeien tot een vierde bestuurslaag. De in het rapport opengehouden mogelijkheid om tot een tweeëndeling van Brabant te komen wijzen wij met de huidige gegevens ook zonder meer van de hand." De Voorzitter dankt de heer van Wees voor zijn betoog. Het raadslid Looijen zegt namens zijn fraktie ook graag te reageren op het aan de orde zijnde discussiepunt. Hij stelt dat vele jaren geleden de discussie reeds is op gang gekomen om Nederland bestuurlijk anders in te delen. En hij stelt de vraag waarom? De in de stroomversnelling geraakte maatschappelijke sociale en technische ont wikkelingen in Nederland zijn van dien aard willen de bestuurlijke over heden er in de toekomst enige greep op houden er uit een andere stelling bestuurd moet worden dan middels de nu aanwezige mogelijkheden. De mogelijkheid om zo snel mogelijk in te kunnen spelen op snel veranderen de situaties in het maatschappelijk patroon vergt een bestuur dat dicht bij de situatie staat met veel meer beslissingsbevoegdheid. Hierover kan men sentimenteel gaan doen zoveel men wil, maar daar zal men niets mee oplossen. Als nu de 131 gemeenten in N.Brabant hun raadsbesluiten opsturen naar Gedeputeerde Staten in Den Bosch voor goedkeuring hiervan dan moet het iedereen toch wel duidelijk zijn dat hier erg veel tijd

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1979 | | pagina 24