Hij vraagt in dit verband ook of er iets van bekend is over prijsver
schillen in de bouw tussen bij voorbeeld Bergen op Zoom of Roosendaal
en Putte.
Be Voorzitter antwoordt hierop, dat hiervan niets bekend is. Er zijn
hier bij 2 aannemers prijzen opgevraagd en daarmede is men naar Volks
huisvesting gestapt.
Het raadslid Looijen repliceert hierop dat, als dat inderdaad zo zou
zijn, dat bij voorbeeld de Stichting Regionaal Woningbezit te Steenbergen
een groter woningcontingent kan bouwen en waarschijnlijk onder andere
financiële voorwaarden dan wij als kleine gemeente met een klein con
tingent, het misschien verstandiger zou zijn eens contact op te nemen
met deze Stichting om deze woning-wet-woningen in de toekomst via deze
Stichting te bouwen. Be Voorzitter antwoordt, dat dit met grotere con
tingenten waarschijnlijk wel gemakkelijker zal liggen. Hij zegt te weten
dat diverse gemeenten helemaal geen animo meer hebben om woning-wet-wo-
ningen te bouwen. Het is een moeizame zaak. Volkshuisvesting hanteert
bepaalde normen welke niet bekend zijn.
Het raadslid Mw. Emke-Langeveld stelt dat men wel geen animo meer kan
hebben om woning-wet-woningen te bouwen, maar dit toch wel een noodzaak
blijft.
Be Voorzitter is het hiermede wel eens en stelt dat wij er daarom wel
mee doorgaan.
Het raadslid Mw. Emke-Langeveld stelt hierna nog wat te willen vragen
omtrent de ingekomen stukken. Zij stelt omtrent de Adviesnota van de
Raad voor de Volkshuisvesting inzake verkoopregulerende bepalingen
dat dit een nogal lijvig boekwerk is. Zij vraagt of dit niet bespreek
baar is in de commissie Algemene Zaken. Met name zou dit waarschijnlijk
een bijdrage kunnen leveren bij de discussies inzake de verkoop van
nieuwe woningen. Zij verwijst in dit verband ook naar een model-bepaling
van het provinciaal bestuur van Zuid-Holland. Zij vindt dit toch wel een
belangrijke zaak.
Be Voorzitter antwoordt hierop, dat het in de bedoeling van het college
lag hierop nog nader terug te komen. Bit stuk is alleen bij de stukken
ter inzage gelegd om de mening van de raadsleden hierover te horen. Wij
hadden de bedoeling om die verordening van Gelderland op te vragen
en aan de orde te stellen in de commissie Algemene Zaken.
Uiteindelijk zal hierover toch een raadsbesluit moeten komen, aldus de
Voorzitter.
Het raadslid Looijen zegt hierover ook nog wat te willen zeggen. Hij stelt
dat in deze zaak de Woonruimtewet 1947 als enigste instrument kan worden
gezien waarmee men enigszins regulerend zou kunnen optreden.inzake de
terugkerende woningnood tengevolge van de gezinsverdunningen.
Men krijgt voortdurend maatschappelijke situaties waarin steeds een huis
aanwezig zou moeten zijn en dat kan niemand zo even uit zijn mouw schudden
En dan blijf je in feite op een gegeven moment met de vraag zitten, wie
is het belangrijkste, en we hebben wel veel woonruimte maar we hebben er
niets over te zeggen, en dat is het enorme punt wat hier heel duidelijk
is aangeroerd middels een J a 4 blz. artikel, hetgeen hij met plezier
heeft gelezen, omdat het inspeelt op een vraag welke de laatste tijd
herhaaldelijk is gesteld om n.l. die Woonruimtewet 1947 alsnog te her
zien of anders de zgn. Woonruimtebeschikking 1974 toe te passen.
Be Voorzitter interrumpeert het raadslid Looijen en stelt dat men 3 mo
gelijkheden heeft plus de bevoegdheid van de raad. Wanneer de raad der
gelijke maatregelen nodig acht, dan zullen wij dit graag aan de Commissie
Algemene Zaken ter advisering voorleggen, aldus de Voorzitter.
Het raadslid van Wees zegt dat zijn fraktie graag zou zien dat zij hier
nog een keer op in konden spelen. Hij wijst in dit verband naar het rap
port dat het Kon. Notariële Broederschap hierover heeft uitgebracht en