De voorzitter antwoordt hierop dat het 2 afzonderlijke percelen zijn die te klein zijn om daar een woning op te houwen. Mochten deze percelen in de toekomst eventueel samen gevoegd worden dan is de mogelijkheid altijd aanwezig om te trachten via een artikel 19-ver- klaring een bouwvergunning te verlenen. Op de vraag van de voorzitter of het raadslid Looijen wil toelichten wat hij bedoelt met het gezegde dat de liefde van een kant moet komen bij onderhandelingsprocedures over aankoop van gronden antwoordt deze laatste dat met name de Heer Lucas steeds bereid is geweest om mede werking te verlenen mits hij ook van de gemeente enige medewerking zou krijgen, doch deze is steeds categorisch geweigerd. Hij pleit ervoor dat Lucas enigszins kan worden geholpen, zodat deze moeilijke situatie opgelost zou kunnen worden. De voorzitter antwoordt hierop dat tijdens een commissievergadering de suggestie gedaan is om nog eens contact op te nemen met Lucas. Het college heeft naar aanleiding hiervan tegen hem gezegd, om met voorstellen te komen doch betrokkene heeft hierop niet gereageerd. Het raadslid de Bruijn verklaart hierna dat de kritiek van de P.v.d.A. op de financiële paragraaf hem onwezenlijk voorkomt. Hij meent dit te kunnen terugbrengen naar een zekere teleurstelling binnen deze fractie ten aanzien van de onroerend-goedbelasting, welke niet verhoogd hoeft te worden terwijl dit in de verkiezingscampagne wel was voorzien. Als daarnaast de P.v.d.Ar-raadsleden menen er voor spek en bonen bij te zitten en niet betrokken te worden bij de besluitvorming wil hij verwijzen naar de afspraken welke door alle fracties na de gemeente raadsverkiezingen zijn gemaakt ten aanzien van de samenstelling van raadscommissies om daar niet-raadsleden bij te betrekken om op die manier de verantwoordelijkheden op een breder draagvlak en bij de politieke partijen te leggen. De ervaring heeft geleerd dat deze mensen zich van hun politieke verantwoordelijkheid bewust zijn. Naar zijn mening is het niet de zaak van het C.D.A. dat de Partij van de Arbeid door hun intens geharrewar de positie in de commissie Financiën niet heeft kunnen waarmaken. Het verwijt van de P.v.d.A. over het gebruik aan besluitvorming van het college is irriéëel daarbij verwijzende naar de vele malen dat de fractie van de Partij van de Arbeid dwars gelegen heeft bij voorstellen van het college om tot besteding der gelden te komen. Voor wat betreft de woningbouw kan de P.v.d.A.-fractie het nog steeds niet verkoppen dat de Grenswachters hun kleedaccomodatie hebben gekregen zoals een meerderheid van de raad dit wilde. Hij acht het niet juist dat het raadslid Looijen de kleedaccomodatie gaat vergelijken met de woningwetwoningen. Ten aanzien van de democratische besluitvorming is het raadslid de Bruijn van mening dat de P.v.d.A.—fractie een andere gedragscode moet gaan toepassen wil zij aanvaardbaar worden en met andere partijen op een gezonde manier kunnen samenwerken. Hij vindt het ronduit onbehoorlijk dat hij een overleden collega als getuige gaat gebruiken om zich waar te maken. Het raadslid A. Buiis sluit zich hierbij aan. Hij kan zich niet voorstellen dat de Heer de Light zijn hart zou uitstorten bij de Heer Looijen, dat zou hij wel bij zijn eigen jongens gedaan hebben. Zijn fractie heeft hiervan nooit iets gemerkt. Het raadslid Looijen stelt hier tegenover dat de Heer de Light het op prijs stelde om zijn hart eens te luchten zowel telefonisch als in direct contact. Hij kan het niet verhelpen dat de Light dit nooit aan zijn fractiegenoten heeft verteld. De Heer de Light heeft regelmatig verklaard dat hij steeds veel problemen heeft gehad met zijn regeringsgenoten. Ten aanzien van de opmerkingen van het raadslid de Bruijn merkt het raadslid Looijen op dat waar gewerkt wordt, fouten gemaakt

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1978 | | pagina 161