Hij meent te mogen veronderstellen dat men hem niet kan verwijten dat
hij niets gedaan heeft voor de gemeente.
Hierna licht hij toe hetgeen hij in zijn algemene beschouwingen heeft
gesteld ten aanzien van zijn hoop dat het college in vereniging met
de raadsmeerderheid zal ontdekken aan welke goede dingen het geld
nu werkelijk besteed kan worden. Hierbij doelt hij op gemeenschaps
voorzieningen welke voor meerdere doeleinden kunnen worden besteed.
Reeds bij de eerste plannen voor de bouw van een sportzaal heeft hij
gepleit voor een accomodatie die niet alleen geschikt is voor sport
beoefening maar die ook gebruikt kan worden voor culturele evene
menten zoals concerten enz.
Daarnaast vindt hij het erg belangrijk dat bij de opzet van plannen
terdege rekening wordt gehouden met de financiële consequenties nu
en in de toekomst.
Ten aanzien van de kwestie invoering van de Woonruimtewet merkt het
raadslid Looijen op dat het gemeentebestuur aan de Minister kan
vragen de betreffende wet wederom van toepassing te verklaren. Op
deze wijze wordt het mogelijk gemaakt dat eigenaren niet buiten de
gemeente om kunnen verhuren en dat leegstaande woningen door de
gemeente gevorderd kunnen worden.
De voorzitter antwoordt hierop dat de gemeenteraad hiervoor het
aangewezen bestuursorgaan is om een dergelijk besluit bij de
Minister te verzoeken.
Ten aanzien van de kwestie verhuur woning aan een gezin met 10
personen merkt het raadslid Looijen op dat de betreffende woning
huurders steeds de wens te kennen hebben willen geven om een hoek
woning te huren.
Dit in verband met het feit dat zij de buren zo weinig mogelijk over
last willen bezorgen hetgeen in een tussenwoning veel moeilijker is
dan in een hoekwoning.
Zij hebben daarom de toegewezen tussenwoningen niet aanvaard. Dat zij
destijds de toegewezen woning Anjerstraat 24 niet hebben aangenomen
is ook voor hem een onbegrijpelijke zaak.
Desondanks vraagt hij begrip voor de situatie van deze mensen en
dringt aan op een spoedige toewijzing van een goede woning, dit
vooral daar het huis Pastoor de Witstraat 2 veel te klein is.
De voorzitter stelt dat uit zijn verklaring duidelijk blijkt dat
het college steeds alles in het werk heeft gesteld om bedoeld gezin
te helpen doch dat er vanwege betrokkene steeds weinig animo getoond
is
Het college is van mening dat de toestand van betrokkene inderdaad
onhoudbaar is en wil graag alle medewerking verlenen, doch betrokkene
heeft de laatste tijd niets meer over zich laten horen.
De voorzitter vindt het frappant dat vanuit de hoek van de P.v.d.A.
steeds gesuggereerd wordt dat het college alleen medewerking verleent
als de personen maar geen lid van de P.v.d.A. zijn. Hij bestrijdt
dit ten zeerste. Het college beoordeelt op een objectieve wijze alle
aanvragen die binnen komen.
Het raadslid Viemes verklaart hierna dat hij persoonlijk ondervonden
heeft dat hij achtergesteld werd. Hij heeft in het verleden herhaalde
malen getracht een woning in de Keizerstraat te huren. Dit is hem
echter nooit gelukt, terwijl in die straat woningen zijn toegewezen
aan kleinere gezinnen.
De voorzitter verklaart hierop dat hem hiervan niets bekend is.
Ten aanzien van de willekeur bij het opmaken van bestemmingsplannen
verwijst het raadslid Looijen naar de Koppelstraat.
Daar is aan een aantal percelen de bestemming gegeven voor woning
bouw met uitzondering van één perceel.
Naar zijn mening had het gemeentebestuur dit perceel eveneens moeten
bestemmen voor woningbouw.