Eén verzoekschrift heeft niet hij de stukken gelegen, n.l. het verzoek van de Heer Buijnstee om aan het onverharde gedeelte van de Heidestraat een bungalow te mogen bouwen. Het college heeft hem op 15 september 1978 medegedeeld in prin cipe bereid te zijn medewerking te verlenen mits betrokkene de kosten van ontsluiting (wegverharding, nutsvoorziening enz.) voor zijn rekening zou nemen. Tot op heden heeft de Heer Duijn- stee hierop niet gereageerd. Op de vraag van het raadslid Mevrouw Emke wat dit inhoudt antwoordt de voorzitter dat men volgens de Bouwverordening aan een verharde weg moet bouwen. Aangezien betrokkene deze kosten niet voor zijn rekening wil nemen mag daar niet gebouwd worden. Het raadslid de Waal verklaart er geen bezwaar tegen te hebben dat aan een zandweg wordt gebouwd. Hij vraagt zich zelfs af of in de Bouwverordening geen fout is gemaakt. Be voorzitter antwoordt hierop dat dit zeker niet het geval is omdat men anders op een later tijdstip toch bij de gemeente aanklopt voor riolering, verharding, straatverlichting enz. Bovendien heeft het college rekening te houden met de adviezen van Gedeputeerde Staten dat particulieren in deze voorzieningen financieel moeten bijdragen of dat een bouwgrondbelasting moet worden ingevoerd. Op de vraag van het raadslid Mevrouw Emke waarom de eigenaar van de grond geen antwoord heeft gekregen antwoordt de voorzitter dat het college van de Heer Francke alleen een brief heeft ontvangen waarin hij het verzoek van de Heer Duijnstee onder streept. Het raadslid Looijen verklaart in principe niet eens te zijn met het plan ten aanzien van de Zoomweg, dit mede in verband met het bezwaar van de P.v.d.A. tegen het tracé van de Zoomweg. Hierna pleit het raadslid Looijen voor een gelijke behandeling van alle ingekomen bezwaarschriften, waarbij hij verwijst naar de bezwaarschriften van Mevr. Schoonen-Hendriks en de Heer J. Baars. Hij is van mening dat voor beide personen dezelfde argumenten gelden zodat ook het bezwaarschrift van Mevr. Schoonen gegrond moet worden verklaard. Ten aanzien van de Zoomweg merkt de voorzitter op dat de raad, evenals bij het bestemmingsplan "Natuurgebieden", ook nu zich moet richten naar de voorschriften van de Minister. Mocht in de toekomst blijken dat de Zoomweg op een andere plaats wordt gesitueerd dan kan het plan op een eenvoudige wijze worden aangepast. Baarna verklaart het raadslid Looijen dat hij de argumentatie ten aanzien van het bezwaarschrift van de familie Bingenouts lach wekkend vindt. In de argumentatie is n.l. gesteld dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Kom Putte" het gebied ten westen van de Bosweg bestemd is tot openbaar groen teneinde een natuurlijke bufferzone te houden tussen de woonwijken der gemeente en het industriegebied ten oosten van de Bosweg. Als hij dit echter vergelijkt met de Moriaansdreef en Miadisdan slaat deze argumentatie nergens op, want hij kan zich niet voorstellen dat, wanneer daar een huis wordt gebouwd, er plotseling wel geluidsoverlast zou ontstaan. Ook de tussenoplossing "paardenstal" acht hij niet juist. Hij gelooft dat de bouw van een woning de omgeving zeker ten goede zal komen. Be voorzitter antwoordt hierop dat Gedeputeerde Staten bij de goed keuring van het bestemmingsplan Afronding Oost uitdrukkelijk hebben gesteld dat deze groengrond zondermeer moest worden gehandhaafd. Om de familie Bingenouts ter wille te zijn is voorgesteld om een paardenstal te kunnen laten bouwen, mede gezien de vlotte toestemming welke door de P.P.B. verleend werd om elders in de gemeente een manege te bouwen.

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1978 | | pagina 118