waarop in geroezemoes het "besluit was voorgelezen en door de voorzitter heel
scherp akkoord was gezegd.
De voorzitter merkt op dat alle leden hiermee akkoord waren.
Het raadslid Looi.jen stelt dat hem hiervan niets duidelijk is gebleken.
Hij vindt dat dit niet moet tijdens een informeel napraatje/. Hij verklaart
niet meer na te blijven en dat eventuele mededelingen dan maar schriftelijk
moeten worden gedaan.
Hierna sluit de voorzitter de discussie. Aangezien niemand stemming verlangt
wordt aangenomen dat alle leden met de nota van burgemeester en wethouders
akkoord gaan.
18. Principe uitspraak inzake bouwgrondbelasting:
De voorzitter verklaart ten aanzien van dit punt:
Bij de stukken heeft o.a. ter inzage gelegen het schrijven van gedeputeerde
staten van 19 juli 1973 betreffende diverse gemeentelijke bestemmingsplannen,
waarin o.a. het bericht dat de commissie voor de gemeentelijke plannen in
1973 het standpunt heeft ingenomen dat het groeitempo van Putte op korte
termijn aanmerkelijk moet worden verlaagd naar een niveau dat meer in over
eenstemming is met de in het streekplan gegeven taakstelling.
In die tijd was men van oordeel dat Putte te hard groeide.
Het aantal jaarlijks te bouwen woningen zal dienen te worden afgestemd
op de te verwachten reële autochtone behoeften; berekeningen hebben aangetoond
dat, indien plus minus 15 woningen S, 20 woningen per jaar gebouwd zullen
worden, in deze behoefte kan worden voorzien. Daar ïïw college te kampen heeft
met grote financiële problemen als gevolg van hoge investeringen welke in de
afgelopen jaren hebben plaatsgevonden ^eeft de commissie de voorkeur aan
een meer geleidelijke - binnen een tijdbestek van 5 jaren - verlopende afrem
ming van de woningbouw, ten einde Uw college in de gelegenheid te stellen een
deel van de gemaakte kosten te kunnen compenseren door middel van ontvangsten
van grondverkopen e.d.
In dit verband stelt de commissie Uw college voor om binnen een periode van
vijf jaar het aantal jaarlijks te bouwen woningen terug te brengen van plus
minus 55 60 in 1973 tot 15 a 20 in 1977.£totzover het schrijven van de P.P.Djl
Wij hebben ons aan deze afspraak gehouden. Gedeputeerde Staten hebben mede
werking verleend om uit de financiële problemen te komen o.a. door het
toekennen van A.C.W.-subsidiesDoor Uw raad zijn de kavelprijzen regelmatig
bijgesteld en wij zijn thans uit de financiële problemen. Anderzijds is in
middels ook het woningbouwprogramma aangepast - ik moge Uw Raad verwijzen
naar het bouwprogramma behorende bij het bestemmingsplan Hogeberg 1976.
Het is Uw raad bekend welke opmerkingen G.S. gemaakt hebben m.b.t. het ver
dagen van de beslissing inzake de goedkeuring van de 10e wijziging van de
begroting 1977. (Reconstructie Jordaensstraat)
G.S. zeggen van mening te zijn dat zakelijk gerechtigden op onroerend
goed, welke profijt hebben van door de gemeente te treffen voorzieningen in
de daaraan verbonden kosten dienen bij te dragen.
G.S. wijzen vervolgens op de in 1973 gemaakte afspraken inzake het bouwen van
woningen, omdat anders het financieel belang van de gemeente zou worden
geschaad.
G.S. achten het van belang dat terzake een duidelijke uitspraak van de
raad van de gemeente wordt verkregen.
Reden waarom wij Uw College voorstellen in principe akkoord te gaan met
t.z.t. invoeren van een bouwgrond- c.q. baatbelasting.
Wij merken, wellicht ten overvloed^- nog op
a. dat de rechtsgrond voor het heffen van een bouwgrondbelasting is het profijt
dat het onroerend goed heeft van de getroffen voorzieningen van openbaar
nut. Dat profijt kan voor de betrokken onroerende goederen bestaan in het
geschikt worden voor bebouwing;
b. Goedkeuringsbeleid van G.S. m.b.t. bestemmingsplannen;
Wij hebben al een keer medegedeeld dat Gedeputeerde Staten verklaard hebben^
dat in de toekomst bestemmingsplannen alleen dan worden goedgekeurd als de
grond eigendom van de gemeente is of wanneer de raad een bouwgrond-
of baatbelasting heeft ingevoerd.