van het een en ander^ En daarbij ter hand nemend, de verklarende toelichting
in de memorie van toelichting.-Je moet het wel tien keer lezen, voor je het
door hebt Komitenslotte tot de ontmoedigende conclusie, dat ten alle
tijden onder de openbaarmaking is uit te komen.
Nu wil ik graag mijn ervaring herhalen, toen ik plotseling geconfronteerd
werd met deze kwestie hier op de gemeente, in het vooruitlopen op deze
nota.
Ik ben dan ook bang, dat burgemeester en wethouders met deze nota een beetje
te veel werk op hun hals hebben gehaald. In mijn geval heeft de scheids-
rechterij van de Minister van Binnenlandse Zaken in feite ook niet veel
uitgehaald. De Minister heeft zijn informatie van Gedeputeerde Staten en
die hebben het van burgemeester en wethouders en daar is de discussie ook
begonnen. Mijn ongenoegen is terug te voeren tot twee zaken, in februari
dit jaar:
Eerst de mededeling van burgemeester en wethouders na de openbare vergadering
op 24-2-1977. In het totaal onofficiële gedeelte, zonder enige aankondiging
op papier en tijdens veel gerumoer van stemmen begon U Uw stuk op te lezen.
Geen mens, die eiitefclijk daar begreep waarover het ging. Of waren er misschien
toch enkele ingewi'jden, die wisten wat U ging voorlezen?
In elk geval ik niet. Ik vermoedde, dat het zoiets was als in Eindhoven.
Een grotere samenwerking tussen de burgerij en de ambtenaren in vorming
over gemeentezaken. Ik ben direkt de andere dag 's morgensvroeg om nadere
inlichting omtrent die brief naar het gemeentehuis gegaan. Ik kreeg daar
te horen, dat ik daarvan geen copie kon krijgen. Ik vond dat vreemd, omdat
ik tot op dat moment altijd alle medewerking had gehad. De dag daarna ging
ik weer naar het gemeentehuis om een paar kadasterkaarten. En nu werd mij
door de betreffende ambtenaar gezegd, dat hij zonder toestemming van
burgemeester en wethouders geen medewerking mocht verlenen. Toen kwam die
brief naar boven, die burgemeester en wethouders naar de ambtenaren hadden
geschreven. Dat is de brief, die gaat over de politieke verantwoordelijkheid,
die geparaf«eerd is door de burgemeester, de voorzitter van het college
van burgemeester en wethouders.
De leden van het college van burgemeester en wethouders zijn op grond van
artikel 129 van de gemeentewet, tezamen en ieder afzonderlijk, aan de raad
verantwoording schuldig voor het door het college gevoerde bestuur en
geven te dien aanzien alle door de raad (dus niet aan een individueel raads
lid) verlangde inlichtingen een en ander voorzover zulks niet strijdig is
met het openbaar belang.
Inwinning van inlichtingen van ambtenaren
Op grond van art.148 hebben deOjgemeentebesturen -de raad en het college
van burgemeester en wethouders- (dus niet de individuele leden) het recht
de ter uitoefening hunner bevoegdheden nodige inlichtingen, hetzij door een
commissie uit hun midden te doen inwinnen, hetzij schriftelijk van alle aan
hen ondergeschikte ambtenaren en besturen te vorderen.
Aangezien in heel de gemeentewet geen bepalingen zijn opgenomen inzake het
verstrekken van inlichtingen aan individuele raadsleden en mede gezien de
grote brutaliteit, welke door minstens één van de zitteïïide leden naar voren
wordt gebracht, stel ik U voor te besluiten dat de ambtenaren geen adviezen
of inlichtingen behoeven te geven aan individuele raadsleden. Men kan tijdens
de raads- en commissievergaderingen de nodige inlichtingen verkrijgen.
Bovendien worden de door Looijen gevraagde adviezen toch in twijfel getrokken
zodat heel deze aangelegenheid geen enkele waarde heeft. Daarnaast wordt
een grote bron van onrust onder het personeel weggenomen.
Ik heb nog een volle maand gewacht alvorensstappen te ondernemen.
En dat is dan de brief naar de Minister geweest.
Graag wil ik tot slot van mijn antwoord dhr. Schelaars citeren over de
openbaarheid van ongewenste inlichtingen: "Is openbaarheid in een wet te
vangen, naar mijn oordeel niet, zegt hij, althans nu niet. Dit land is bij
gewoonte en gebruik opgegroeid bij een systeem van geheimhouding, Hoewel
dat helemaal niet hoefde, naar mijn mening ook niet mag. Hoe wil je meer
democratische staatsinrichting als de onze met de overheid opdenken, haar na
rekenen, haar controleren, wanneer zo veel - dat men voor zijn eigen oordeels
vorming behoeft- aan openbaarheid wordt onttrokken.