Rondvraag;
De voorzitter antwoordt op de reeds tijdens de vergadering gestelde vraag
van het raadslid Looijen; "Hoe staat het met het woonwagenkamp?", dat de
plannen door het ministerie zijn goedgekeurd. Ook de subsidie is goedgekeurd.
Op grond van de Wet A.R.O.B. zijn hiertegen bezwaarschriften ingediend.
Wij moeten afwachten wat de uitslag hiervan zal zijn.
Het raadslid van Oirschot merkt op, dat hij in de krant gelezen heeft, dat de
P.v.d.A. afdeling Putte bij het dagelijks bestuur van de gemeente heeft
geprotesteerd tegen het feit, dat zonder inspraak van de raadsleden de
maandelijkse raadsvergadering een dag is vervroegd. Hij zegt, dat hij de
voorzitter gevraagd heeft de raadsvergadering te verzetten, daar hij op
dinsdag een cursus diende te volgen. De voorzitter zou dit punt na de
officiële raadsvergadering van 4 oktober naar voren brengen, daar hij
toen zelf niet aanwezig kon zijn. Daar hij wist dat het raadslid Looijen
na de officiële vergadering de raadszaal zou verlaten had hij zijn collega
Simons gevraagd de heer Looijen vooraf te vragen of hij bezwaren had tegen
deze verschuiving, waarop deze vertelde geen bezwaren te hebben.
Raadslid van Oirschot vindt het nu vreemd, dat in de krant stond, dat de
verschuiving van de raadsvergadering gebeurd zou zijn zonder inspraak van de
raadsleden.
Het raadslid Looijen verklaart hierna, dat het raadslid Simons hem dit
inderdaad gevraagd heeft en dat hij hiertegen geen bezwaren had aangevoerd.
Hij had toen wel opgemerkt, dat hierdoor de tijd die zit tussen de raads
vergadering en het moment waarop de raadsleden de stukken krijgen korter
zou worden. Verder zegt hij in dit krantenartikel geen hand gehad te hebben.
Hij biedt zijn verontschuldigingen aan als dit wel zo is overgekomen.
Hij zal er in het vervolg zijn best voor doen, dat er geen negatieve
berichten t.o.v. anderen geplaatst zullen worden.
Daarna vraagt het raadslid Looijen aan de voorzitter hoe het staat met de
taxatie van de panden, welke gelegen zijn aan de noordzijde van de Hogeberg-
dreef
De voorzitter antwoordt hierop, dat al de taxatierapporten op vier na binnen
zijn. Als ze allemaal binnen zijn kan het gemeentebestuur met de onderhande
lingen beginnen. Op de vraag van het raadslid Looijen hoe de alarminstallatie
aan de bejaardenwoningen in de Leliestraat functioneert aantwoordt de voor
zitter dat ze naar genoegen functioneert. De voorzitter antwoordt verder
op de vraag van het raadslid Looijen, hem iets nader uit te leggen met
betrekking tot de bouwaanvrage van de heer van den Broek, dat deze zaak voor
hem ook duister is. Het enige wat hij kan zeggen is dat op dat perceel niet
gebouwd mag worden. Hij kan zich moeilijk voorstellen, dat het toen gegaan is
zoals beweerd wordt, daar dit een vreemde gang van zaken geweest zou zijn.
Het raadslid Looijen gaat hierna in op de opmerking van het raadslid de Bruijn,
die zich volgens hem schijnbaar aangesproken voelt als voorzitter van de
fanfare. Hij zegt niet de fanfare te bedoelen, maar het feit, dat uit degenen,
die een zogenaamde blokfluitopleiding volgen, veel mensen naar voren komen,
die zich later gaan verhuren als kermismuzikanten.
Hierna vraagt het raadslid Emke wanneer brieven, die aan de Raad gericht
worden bij de ingekomen stukken komen te ligggn. Het is haar bekend, dat de
zwemvereniging Zuid-Westhoek een brief aan de raad gestuurd heeft. Ze heeft
deze nog niet gezien. De voorzitter aantwoordt hierop, dat dit een verzoek
om subsidie was. Het college van burgemeester en wethouders heeft de zwem
vereniging verzocht om begroting en rekening en verantwoording te overleggen.
Zodra deze zijn ontvangen, komt de brief met de betreffende stukken bij
de raadsstukken te liggen. Verder vraagt het raadslid Emke nog of de
aanvragers om subsidie, na goedkeuring door de Raad daarvan, hiervan bericht
ontvangen. De voorzitter antwoordt hierop bevestigend en vermeld dat hen dan
tevens medegedeeld wordt hoe ze de subsidie op kunnen nemen.
Daarna zegt het raadslid de Light blij te zijn, dat hij het raadslid Looijen
gesproken heeft aangaande het schrijven van de heer van den Broek.
Hij zegt dat in zijn wethoudersperiode de bouwaanvrage van de heer van den Broek
nooit in het college van burgemeester en wethouders ter sprake is geweest.
De voorzitter merkt hierna op, dat van die betreffende bouwaanvrage geen
plan te vinden is. Volgens de heer van den Broek zou de toenmalige wethouder
de Bruijn hem gezegd hebben, dat hij daar niet mocht bouwen.