de gemeente die verhouding ten alle tijden moet aanhouden, doch dit is het maximum dat geheven mag worden. Het raadslid Mevrouw Emke heeft enrstige bezwaren tegen de forse verhoging van de onroerend-goedbelasting. Zij is van mening dat de procedure niet juist is omdat de verhoging onnodig is en omdat dit indruist tegen gedane toezeggingen. Het lijkt haar principieel onjuist om over dit onderwerp te praten terwijl de afrekening over het afgelopen dienstjaar nog niet bekend is en de begroting voor 1977 nog niet is behandeld. Het is derhalve onmogelijk enn gefundeerd oordeel te vormen over de nood zaak van de verhoging. Wij kunnen slechts zinvol beraadslagen na de bekend making van deze cijfers. Als zij aanneemt dat het huidige dienstjaar als de daaraan voorafgaande, met een batig saldo sluit en tevens dat de begroting 1977 eveneens een batig saldo toont dan is het duidelijk dat de verhoging met welk percentage dan ook, onnodig is. Immers het batig saldo voor het volgend jaar wordt slechts verminderd met de voorgestelde verhogingen. De voorgestelde verhoging gaat in tegen de toezeggingen die door de voorzitter zijn gedaan tijdens de vergadering van 2 september 1975» Zij citeert hierna deze notulen: In zijn totaliteit gaat de bevolking van Putte minder betalen dan in 1975- Er is vanuitgegaan dat bij de invoering van de onroerend-goedbelasting dezelfde opbrengstmfcet zijn als op dit ogenblik. Concluderend verzoekt zij het voorstel terug te nemen echter onder één voorwaarde zou zij zich met het voorstel kunnen verenigen n.l. indien de meeropbrengst zou worden besteed asm een duidelijk omschreven doel. b.v. het groenplan. De voorzitter verklaart dat het college het eens is over hetgeen het raads lid Mevrouw Emke gezegd heeft terzake van de procedure, maar eveneens bestaat er het streven bij de gemeente om de begroting in de november- vergadering aan te bieden, die dan nog niet behandeld mag worden, alsmede de rekening van het voorbije dienstjaar om over de gegevens te beschikken. Het is inderdaad waar dat 1975 sluit met een aanmerkelijk batig saldo maar hij betwijfelt of dat in 1976 ook zal zijn, gezien in de vorige raadsvergad®- rLng besloten is om alle bedragen, die ten onrechte in het Grondbedrijf geboekt zijn, op de begroting te brengen. Bovendien moet rekening worden gehouden met een bedrag van 70.000,dat gereserveerd moet worden ter stimulering van werkgelegenheid. Ten aanzien van de begroting 1977 verklaart de voorzitter dat die sluit met een batig saldo van ongeveer 70.000,dat gereserveerd moet worden. Daarnaast zal in de beleidsnota over nog meer onderwerpen worden gesproken o.a. over groenvoorziening, scholenbouw, zaalaccomodatie enz. Het college heeft in 1975 gezegd dat in zijn totaliteit de belastingen voor de inwoners van Putte niet verhoogd zullen worden. Dit is ook niet gebeurd in 1976, doch nu is rekening gehouden met de door de minister toegestane verhoging van 7 Wethouder Buijs merkt hierna nog op dat de belastingen in 1976 niet zijn ver hoogd zodat hier moet worden gesproken over 7% in 2 jaar, hetgeen toch wel anders klinkt. Daarnaast is er nog een punt waarin hij het raadslid Emke niet kan volgen. Enerzijds staat hij aarzelend tegenover een verhoging van Tfo en anderzijds is zij wel voor de totstandkoming van een sportzaal die niet met T/o zal goed te maken zijn. Het raadslid Mevrouw Emke reageert hierop door te stellen dat zij een bijzondere voorstandster is van een sportzaal. Zij heeft altijd gezegd als het een haalbare kaart is als een dergelijke zaal in overleg met alle groeperin gen tot stand komt en men wil de financiële consequenties aanvaarden, heeft zij daar geen moeite mee. Het raadslid Looi.ien vraagt zich af waaraan het college zich het recht ontleent om bij de tariefbepaling uit te gaan van de limiet, welke ter zake van de gebruikers is gesteld. Omdat hier de gebruiker altijd het meeste betaald heeft, vraagt hij zich af waarom nu eens niet wordt uitgegaan van de limiet welke ter zake voor de eigenaar/verhuurders is gesteld.

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1976 | | pagina 91