Er zijn "bij een aantal raadsleden, na vaststelling van het bestemmingsplan
toch wel bedenkingen gerezen: is het nou niet jammer wat we gedaan hebben.
Het was toen, dachten wij, een financiële noodzaak, min of meer. Zij is
van mening dat de commissie het netjes heeft geformuleerd, het is gewoon
een opmerking aan de leden van de raad.
Het raadslid de Bruijn verklaart dat hij zich inderdaad formeel opstelt:
de commissie heeft tot taak de rekening 1975 op zijn beleidspunten te
controleren, terwijl de commissie in dit geval zaken gaat beoordelen die
in 1976 spelen-r
Het raadslid Mevrouw Emke verklaart dat de Heer de Bruijn formeel gelijk
kan hebben doch de commissie heeft gewoon een suggestie willen doen op
een moment dat het nog niet te laat is om de zaak terug te draaien.
He voorzitter merkt hierna op dat deze zaak in zijn totaliteit moet worden
bekeken daar er toch wel grote financiële consequenties aan verbonden zijn.
Hij stelt hiernaast uitdrukkelijk dat bij de voorstellen in 1976 duidelijke
financiële overzichten waren gevoegd, waarin dezelfde cijfers waren opgenomen.
Het raadslid de Light meent dat de raad middels dit rapport een duidelijk
overzicht heeft gekregen in de verliezen en winsten. Dit is ook de reden
waarom deze suggestie is gedaan.
Het raadslid Simons vraagt zich af of de betreffende grond al in optie
kon worden gegeven daar de grondprijs nog niet is goedgekeurd.
De voorzitter antwoordt hierop dat de grond zondermeer in optie kon worden
gegeven, intrekken van deze optie-verlening heeft ongetwijfeld financiële
consequenties voor de gemeente.
Het raadslid de Light vraagt of hier niet sprake is van een toezegging in
plaats van optie; er is toch nog geen goedkeuring verleend.
De voorzitter merkt hierna op dat hij in deze vergadering al meer het
wantrouwen tegenover burgemeester en wethouders gemerkt heeft. Als burgemeester
en wethouders geen optiebesluit hadden genomen zou dit ook niet naar voren
zijn gebracht.
Het raadslid de Light stelt dat het hier niet gaat over vertrouwen in
burgemeester en wethouders doch dat de raad niet weet of Gedeputeerde Staten
de grondprijzen reeds hebben goedgekeurd. De voorzitter antwoordt hierop,
dat de optieverlening heeft plaats gevonden na overleg met Provinciale Griffie.
Het raadslid Bensbach is het volkomen eens met het raadslid de Bruijn,
de commissie is hier buiten zijn boekje gegaan door hierin een zaak te
betrekken, welke niets met de rekening 1975 te maken heeft.
De voortvarendheid van het college en de financieel ambtenaar om de rekening
op zo'n vlotte wijze op te stellen wordt momenteel afgestraft met deze kritiek.
Vroeger duurde het soms drie jaar voor de rekening kon worden vastgesteld,
hij is erg teleurgesteld in de houding van de commissie.
De voorzitter sluit hierna de discussie, waarbij hij nogmaals toezegt dit
punt in de eerstvolgende vergadering van de commissies aan de orde te
stellen.
Zonder dat iemand stemming verlangt worden de rekening 1975 met de bijbehorende
bedrijfsrekeningen voorlopig vastgesteld.