-3-
Voor wat betreft de verhuur van woningen door paticulieren
kan de gemeente geen maatregelen treffen aangezien de
woonruimtewet niet meer van kracht is voor de gemeente Putte.
Het standpunt van het college voor de gemeentewoningen is dat
eerst de inwoners van Putte zelf geholpen moeten worden en
daarna pas de andere woningzoekenden.
Zonder dat nog iemand het woord verlangt of stemming wordt
overennkomstig het voorstel besloten.
6. Voorstel tot vaststelling van het bedrag per leerling als
bedoeld in artikel 101 der Lager Onderwijswet 1920 over 1975.
Zonder dat iemand het woord verlangt of stemming wordt overeen
komstig het voorstel van burgemeester en wethouders het bedrag
voor 1975 vastgesteld op 239,—
7. Voorstel tot vaststelling van des
a° Verordening tot 2e wijziging van de Verordening op en heffing en
invordering van marktgelden in de gemeente Putte;
b. Verordening tot 1e wijziging van de Verordening op de heffing
en invordering van een rioolbelasting;
c* Verordening tot 1e wijziging van de Verordening op de heffing
en invordering van een straatbelasting in de gemeente Putte;
<1° •Verordening op de heffing van opcenten op de hoofdsom der
personelè belasting;
eVerordening tot 1e wijziging van de Verordening op de heffing
en invordering van leges.
Het raadslid Simons verklaart dat de belastingen niet meer
verhoogd hoeven te worden daar dat voor dekking van de uitgaven
in 1975 nodig is.
Zijn fractie gaat niet akkoord met deze voorstellen, bovendien
had de gemeenteraad de belastingen eerder moeten verhogen als
dit zo noodzakelijk was.
Men heeft deze aangelegenheid bestudeerd en men nindt de verhoging
te fors en niet reëel.
Als alternatief stelt hij voor de woonforensenbelastingen van
100,-- te verhogen tot 150»en de Toeristenbelasting van
80,— te verhogen tot 100,Deze verhogingen leveren een
meer opbrengst op van 9-500,-.
Naar zijn mening zijn daarnaast de uitgaven voor de raadsleden
veel te hoog geraamd, terwijl ddarnaast in de beleidsnota een fout
van 3.000,is gemaakt.
Een belastingverhoging van bijna 60,per gezin vindt hij te
veel.
De voorzitter antwoordt hierop dat het noodzakelijk is dat er in
een begroting enige speelruimte is ddar in de loop van het jaar
ook onvoorziene uitgaven zullen moeten worden gedaan.
Het pakket van investering is zeer gering.
Voor wat betreft de opmerkingen dat de belastingen eerder ver
hoogd hadden moeten worden verklaart de voorzitter dat de uitgaven
in 1974 aanmerkelijk zijn toegenomen in vergelijking tot 1973
en dat dat in 1975 nog erger zal zijn.