De voorzitter vraagt zich af hoe het raadslid Huijbrechts het zich
voorstelt deze onbewoonbaar verklaarde woning, rekening houdend met
de bouwvoorschriften, in bewoonbare staat te brengen zonder algehele
vernieuwing.
Het raadslid de light meent, dat de woorden, welke de voorzitter uit
niet dezelfde zijn als die, welke hij vorige week als wethouder heeft
geuit
De Heer Lucas heeft vóór 13 november 1974 een brief aan de gemeente
geschreven, waarin staat wat hij met de woning van plan is, hetzij te
vernieuwen hetzij een gehele nieuwe woning te zetten. Op deze brief
is nimmer gereageerd.
Er zijn bij de Heer Lucas raadsleden geweest om te informeren of hij
eigenaar is, hetgeen door hem bevestigd is.
De Heer Lucas probeert er uit te halen wat hij kan, hetgeen zijn goed
recht is. Het gemeentebestuur heeft echter in de tijd tussen de datum
van koopovereenkomst en de datum van de notariële akte de woning gauw
onbewoonbaar verklaard.
Daarbij komt, dat de voorzitter verklaard heeft, dat de woning wel
verbouwd mag worden. Door het college is berekend, dat de uitbreiding
37$ bedraagt. Het is naar zijn mening mogelijk om aanmerkelijk beneden dit
percentage te blijven, zodat van gewone restauratie sprake is.
De voorzitter antwoordt hierop, dat de Heer Lucas eerst gevraagd heeft
een nieuwe bungalow te mogen bouwen, later heeft hij vergunning gevraagd
voor de verbouwing en uitbreiding van de bestaande woning, zodat er van
restauratie geen sprake is.
Secretaris van Kaam verklaart, dat de technisch ambtenaar op 10 sept-
1974 een rapport heeft opgesteld over de toestand van de woning.
Haar aanleiding hiervan heeft de inspecteur van de volkshuisvesting op
17 oktober 1974 geadviseerd de betreffende woning onbewoonbaar te ver
klaren.
Op 21 oktober 1974 hebben burgemeester en wethouders aan de raad voor
gesteld tot onbewoonbaarverklaring over te gaan.
Volgens het raadslid de Light is dit precies de datum, waarop de Heer
Lucas de woning heeft aangekocht, waarop de secretaris reageert door
te verklaren, dat hij vernomen heeft, dat de notariële akte op 30
november 1974 is gepasseerd.
Het raadslid de Light vindt het vreemd, dat de Heer Lucas op 21 oktober
koper wordt en het college op dezelfde dag voorstelt om de woning gauw
onbewoonbaar te verklaren.
De voorzitter reageert hierop, dat het geen kwestie is van gauw even
onbewoonbaar verklaren. Zoals het raadslid de Light als oud-wethouder
weet gaan er maanden overheen voor—dat een dergelijke procedure is
afgewerkt
Het raadslid de Light verwijst hierna naar het advies van de V.N.G.,
waarin staat, dat Uw plan om een vergunning te weigeren wel goed is,
doch dat men ook de overgangsbepalingen op deze woning moet toepassen.
De voorzitter ontkent dit. De overgangsbepalingen moeten niet alleen
worden gezien ter garandering van de betrokkene om in een gelijkwaardige
vermogenspositie te kunnen blijven maar men^ïïeze ook zien als een garan
tie voor de gemeente dat bestaande gebouwen in kwalitatieve zin niet
verder afwijken van het geldende bestemmingsplan.
Het raadslid de Light concludeert, dat men het er over eens is, dat de
woning toch herbouwd kan worden, althans in een betere toestand, dus
bewoonbaar.
De voorzitter antwoordt hierop, dat dit aan de hand van nieuwe bouw
plannen bekeken zal worden.
Het raadslid Bensbach verklaart volkomen eens te zijn met het standpunt
van het college.