rekening van de gemeente genomen. Het normale behangwerk is voor eigen rekening. Het raadslid Bensbach stelt, dat het hier een ambtswoning is, die eigendom is van de gemeente en die bestemd is voor de burgemeester van de gemeente. Hij zegt, dat een verge lijking met de woningen van rijksdiensten, die geheel worden onderhouden door het rijk niet mogelijk is, omdat er in beginsel niet een dergelijke regeling voor gemeentewoningen is. Het raadslid Janssens zegt, dat bij het opnieuw betrekken van een woningwetwoning niet zo aan de wensenvan de nieuwe bewoner tegemoet zal worden gekomen. Hij vraagt of de ge meente daartoe ook bereid is. De Voorzitter antwoordt, dat het in noodzakelijke gevallen al is gebeurd en daarvoor een onderhoudspost in de begroting is opgenomen. Het raadslid Janssens stelt als deze zaak op basis van de kosten van 4900,wordt bezien, de burgemeester een be paalde bijdrage,bijvoorbeeld 2000,voor eigen rekening dient te nemen.Hij zegt, dat het niet zo is te zien, dat men deze zaak zo moet verkopen. De Voorzitter zegt, dat het uiteindelijk tochten ambtswoning is, waarvan ook de door de Minister vastgestelde huur, die men moet opbrengen, niet in overeenstemming is met de werke lijke kosten van de woning. Hij merkt op, dat het algemeen zo voor ambtswoningen geldt en ondermeer het totale onderhoud van de ambtswoning van de Commissaris van de Koningin geheel voor rekening van het rijk komt. Het raadslid Janssens merkt op, dat er wellicht een bepaalde afspraak in zit en een voordelige zaak is. Het gaat hier om kosten, die hij fantastisch veel vindt. Hij vraagt zich eens voor te stellen, dat nieuwe huurders van gemeentewoningen ook maar zo hun rekeningen bij de gemeente indienen. Wethouder de Bruijn zegt, dat het al meermalen is gebeurd en onlangs nog voor een bedrag van 600,-- voorzieningen moesten worden getroffen om een leeg gekomen woning weer terug be woonbaar voor de nieuwe huurder te maken. Hij stelt, dat het hier wel een abnormaal geval was. Het raadslid Janssens zegt, dat in het voorstel alleen over onderhoud wordt gesproken maar dat er ook een houten wand wordt aangebracht tussen de woonkamer en de keuken. De Voorzitter zegt het met dit opgemerkte eens te zijn. Wethouder de Bruijn merkt op, dat de scheidingswand er oor spronkelijk in zat, maar toen er is uitgelaten. Deze burge meester wenst de scheidingswand wel. Hij zegt, dat de be treffende kosten destijds als minderwerk met de bouwsom is verrekend. Het raadslid Janssens zegt, dat men maar niet meer over de prijs van de ambtswoning, waarvan men alleen maar achterover kan vallen,moet spreken. Hij stelt, dat hier zijn principe blijft, dat de huurder de kosten voor zijn rekening dient te nemen. De soort en omvang van het alles zegt hij niet te kunnen beoordelen, omdat hij er nimmer binnen heeft mogen komen. Hij meent, dat er naast de herschildering ook wel veel herstellingen en beschadigingen zijn. De Voorzitter stelt, dat men het opgemerkte bij huurders van woningwetwoningen strak toe zou passen, daardoor de gemeente v/el in discrediet zou brengen, waarvan men zich dient te vrijwaren. Van de andere kant is het ook nog zo, dat de gemeente

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1972 | | pagina 61