Hij zegt, dat B en tijdens de bespreking een stok achter
de hand hebben gehouden.
Het raadslid Janssens zegt het opgemerkte van wethouder de
Bruijn te betwijfelen.
De "Voorzitter merkt op, dat van wethouder de Bruijn toch
mag worden verwacht, dat hij naar eer en geweten heeft ge
antwoord
Het raadslid Bensbach zegt, dat er hier over een besluit
van de raad wordt gerept, dat er nimmer is geweest. Hij
stelt, dat er door B en eertijds onderhands toestemming
is verleend en de plannen onderling tussen B en en de
Stichting zijn besproken en uitgevoerd. Hij stelt verder,
dat het zo ligt en ten stelligste de verzekering kan geven,
dat er geen betreffend raadsbesluit te vinden zal zijn.
De Voorzitter vraagt of er dan destijds geen raadsbesluit
is geweest.
Het raadslid Bensbach stelt verder, dat de opzegging van het
gebruik van het terrein ook nimmer door de raad is gebeurd.
B en hebben dat destijds besloten. Hij zegt het onder
havige besluit te hebben bekeken maar er niet mee accoord
te kunnen gaan.
De Voorzitter merkt op, dat het een zaak van voor zijn tijd
is. In de notulen van de raad zegt hij echter wel iets te
hebben gelezen over opheffing en ontzegging van het gebruik
van het terrein. Hij zegt, dat er destijds in de raad dus
wel overf-gesproken is, dat hij ergens in de notulen heeft
gelezen.
Het raadslid Bensbach herhaalt, dat B en destijds besloten
heeft om de verbintenis op te zeggen.
Het raadslid Sluijts merkt op, dat het toch wel met instem
ming van de raad is gebeurd en de burgemeester toen tevens
ook hoofd van de plaatselijke politie was.
Het raadslid Bensbach stelt, dat eertijds door B en alleen
mededeling aan de raad van de opzegging van de overeenkomst
is gedaan.
De Voorzitter geeft vervolgens voorlezing van enkele passages
van de betreffende notulen van de raadsvergadering van
1 september 1970, waaruit ondermeer de opzegging van de over
eenkomst blijkt.
Het raadslid Bensbach merkt op, dat het wel ter sprake is ge
weest maar het geen raadsbesluit is.
De Voorzitter antwoordt, dat het toch wel degelijk in de
raad besproken is.
Het raadslid Bensbach stelt verder, dat het besluit van B en
alleen is medegedeeld aan de raad. Toegezegd is wel, dat de
zaak opnieuw zou worden bekeken en contact zou worden opge
nomen met de stichting. Betreffende de onderhavige ontwerp-
huurovereenkomst merkt hij op, dat die voor de stichting geen
enkele waarde heeft om daarop in te gaan. Hij geeft voorle
zing van punt 5 van de ontwerp-huurovereenkomst en zegt, dat
daarin zomaar enkele puntjes worden genoemd, die geweldige
financiële consequenties scheppen, temeer als men rekening
houdt met de looptijd van de overeenkomst, in deze één jaar.
Het weer verplaatsen van de nog korte tijd geleden geplaatste
nieuwe kantine, die liefst 25.000,heeft gekost, zal een
bedrag tussen de 4000,h 6000,vergen. Volgt dan
nog de aansluitkosten van water en electriciteitdie op
6000,zijn te stellen. De kosten van het verplaatsen