klandestien enkele hokjes of harakjes zijn opgericht. Hij
stelt, dat wethouder de Light er zich hier niet van kan
vrijmaken met te zeggen, dat hij er niets van afvreet en het
zondermeer zijn plicht is om daar op toe te zien. Hij stelt
verder, dat het niet zo mag zijn dat aan een inwoner door
wethouder de Light opdracht wordt gegeven voor de garage
af te breken, terwijl van een andere inwoner de klandestien
gebouvrde garage waarvoor materialen door wethouder de Light
zijn geleverd,oogluikend wordt toegestaan. Hij zegt graag
te worden ingelicht hoe het met de bouw van garages geregeld
is en vraagt of er bepaalde regelen voor zijn.
De Voorzitter zegt het meermalen opgemerkte oogluikend
toestaan door B en W van klandestiene garagesof andere
bouw te moeten weerspreken omdat het niet gebeurd is. Hij
zegt, dat meer controle in de beginfase meer effect zal geven
dan als die veel later plaats vindt. Hij herhaalt het be
weerde over het oogluikend toestaan met nadruk te moeten
tegenspreken.
Wethouder de Light stelt ten aanzien van het eerste geval,
dat de persoon in kwestie zelf bij hem op de secretarie
aan het loket is geweest en hij toen toestemming heeft
verleend voor de boiiw van een garage, maar niet voor een
garage in hout. Hij zegt, dat het al een geval van 1970
is. Aangaande het tweede geval zegt hij alleen te stellen,
dat hij als privé persoon zelf uitmaakt aan wie hij v/il ver
kopen en daarover geen enkele verantwoording aan de raad
moet afleggen. Hij zegt verder, dat hij wel materialen
aan de persoon in kwestie heeft geleverd maar wat die er
zelf mee doet zijn zaak is. Hij stelt, dat de persoon in
kwestie volledig op de hoogte was en ook wist, dat er niet
in hout gebouwd mocht worden.
Het raadslid Bensbach zegt het antwoord niet afdoende te
achten. Hij stelt, dat op de eerste plaats een wethouder
verplichtingen ten opzichte van de gemeente heeft, waarvoor
hij ook betaald wordt en zich niet aan zijn taak en ver
antwoording door het niet uitoefenen van toezicht mag
onttrekken.
Wethouder de Lightmerkt op, dat de persoon in kwestie
ondanks hij volledig van de zaak op de hoogtev®s toch maar
met de bouw van een houten garage is begonnen.
Het raadslid Bensbach richt aan het adres van wethouder
de Light de opmerking is ziende blind, gelet daarbij
ook op de klandestiene gebouwde hokjes bij U in de naaste
omgeving Hij vraagt of het ook zo is, dat verzoeken
van inwoners die niet in een eigen woning wonen door wet
houder de Light verplicht worden om een stenen garage
bij hun huurwoning te bouwen. Hij vindt dit een onbillijke
zin en zegt, dat men die mensen niet moet verplichten om
een stenen garagebij hun huurwoning te bouwen. Hij stelt,
dat de mogelijkheid van verhuring steeds aanwezig is, waar
door de kosten die van 4500,— h 5000,— variëren, ver
loren gaan. Hij meent, dat in deze gevallen kan worden vol
staan met een vergunning voor houtbouw, die uiteraard wel aan
bepaalde eisen dient te voldoen. Hij merkt op, dat er in
de handel wel aanvaardbare garagepakketten zijn en men daar
voor bouwvergunning kon verlenen, zoals dat in andere ge
meentes ook geschiedt. Het een bepaald type kan men zo nodig
een zekere uniformiteit nastreven. Hij stelt, dot men de