Met betrekking tot het bezwaarschrift van de heer Simons, merkt het raadslid Janssens op, dat er in de betreffende stukken steeds maar sprake is van een plan van riolering. Hij stelt, dat het plan niet ter inzage bij de stukken is gelegd en hij zich niet heeft kunnen oriënteren waar de aansluitpunten liggen. Hij merkt op, dot hij het heeft ge vraagd aan een ander raadslid, die het zelf ook niet wist en tevens heeft gehoord, dat een ander persoon die dichter bij een rioolaansluiting zit van rioolbelasting is vrijge steld De Voorzitter zegt, dat het laatst opgemerkte juist is en het hier het pand van van de Berg is. Hij stelt, dat als nog door het College van B en V is besloten om van de Berg een aanslag rioolbelasting op te leggen, omdat hij prac- tisch in dezelfde omstandigheden als de heer Simons ver- Icè Het raadslid Janssens stelt, dat hiermee een grote onbil lijkheid is opgeheven en vraagt of het opleggen van een belastingaanslag ook voor de voorgaande jaren geldt. De Voorzitter antwoordt, dat het laatste niet kan. Het raadslid Janssens vraagt of de heer Simons daarvan dan ook vrijgesteld wordt. De Voorzitter antwoordt, dot het vorig jaar een door Simons ingediend bezwaarschrift door de raad ongegrond is verklaard en men anders aan alle bezwaarschriften wel tegemoet kan komen. Het raadslid Janssens zegt, dat er toen over een tegemoet koming in de aanlegkosten is gesproken, dat tevens uit de betreffende notulen blijkt. Hij merkt op, dat de logische rioolaansluiting in de Anjerstraat niet kan en via de Pastoor Dierickstraat moet, dat extra kosten voor Simons meebrengt. De Voorzitter zegt wanneer het zo zou zijn, dat aan Simons van gemeentewege in een zekere vorm de suggestie is gedaan, dat de rioolaansluiting in de Anjerstraat zou komen,inderdaad de gemeente verplicht is om de meerdere kosten voor haar rekening te nemen. Het is dan een logische zaak, dat dan de gemeente een desbetreffend verzoek in welwillende over weging zal nemen, omdat de gemeente zelf niet voldoende ad rem is geweest. Het raadslid Janssens stelt, dat de heer Simons wel wenst aan te sluiten op de riolering maar destijds uit verkregen inlichtingen van de gemeente de mening was toegedaan, dat er in de Anjerstraat op de riolering diende te worden aange sloten. Hij deelt het standpunt van de Voorzitter, dot door de gemeente in de extra aansluitkosten is tussen te komen. De Voorzitter zegt, dot wanneer het werkelijk zo ligt, de gemeente daar moreel toe verplicht is en die zaak met Simons dient te bespreken. Wethouder de Bruijn merkt op, dat deze zaak ook vorig jaar in de raad al ter sproke is geweest en er toen ook reeds over een tegemoetkoming in de extra aansluitkosten is ge sproken. Er is toen gesteld, dot een desbetreffend verzoek in welwillende overweging zou worden genomen. Hij stelt, dat naar zijn weten het verzoek van Simons nimmer is binnen gekomen. Het raadslid Bensbach zegt het met deze gong van zaken niet eens te zijn en hier de opvattingen en meningen uiteen lopen. Hij stelt, dat het hier een bezwaarschrift betreft tegen een aanslag over een niet normale aansluiting op de riolering.

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1972 | | pagina 17