woordelijk is.
Het raadslid Bensbach stelt, dat men zonder middelen niet
kan doorwerken.
De Voorzitter antwoordt, dat deze er niet zijn,De begroting
is kritich bekeken
Het raadslid Bensbach vindt het een vervelende aangelegenheid.
Het is niet zo, dat wij zomaar geen medewerking verlenen. Men
moet eerst de andere mogelijkheden bekijken. Hij wil adviseren of
voorstellen de hele begroting eens ondersteboven te halen.
De Voorzitter zegt, dat men dit toch al moet doen om een
reserve te vinden voor uit te voeren kapitaalswerken.
Het raadslid Buit wil hier een zijdelingse opmerking maken.
Hij zegt, dat hij de woorden van de heren Bensbach en Janssens
goed heeft beluisterd, waarbij de heer Janssens bij de be
handeling van de subsidies het gemis aan een commissie heeft
betreurd. Hij wil hier even memoreren, dat de oppositie eind
vorig jaar heeft laten blijken aan geen enkele commissie te
willen deelnemen. Hij concludeert, dat men altijd wel kritiek
wil uitoefenen maar geen verantwoording durft te dragen.
Het raadslid Janssens opponeert, dat 7 raadsleden te weinig
perspectief bieden voor goede commissies. Daarbij was destijds
de verdeling zo, dat de regeringspartij in alle commissies
de meerderheid had, behalve in die der belastingen.
De Voorzitter maakt hier een eind aan de discussie en vraagt
de heren raadsleden zich tot de plaatselijke belastingen te
willen beperken.
Wethouder de Bruijn verklaart, dat hij zich in beginsel ook
moeilijk heeft kunnen verenigen met deze belastingvoorstellen.
Pas na 4 of 5 vergaderingen is hij overstag gegaan, daar men
geen andere posten in de begroting had kunnen vinden. Als men
de belastingen niet verhoogt, zal men geen goedkeuring op de
begroting kunnen krijgen met alle ellende van dien.
Het raadslid Bensbach deelt tot slot mede, dat men enkele
jaren gelden een belastingverordening in het leven heeft ge
roepen om enige financiële reserve te kweken. Deze verordening
was koninklijk goedgekeurd. Op een gegeven moment heeft men
deze belasting weer ingetrokken. Nu zitten we met de gebakken
peren. Dit zijn nu de consequenties van een foutief beleid.
Dit gemeentebestuur heeft een gat durven slaan in de finan
ciële middelen. Men moet hiervan dan ook de gevolgen dragen.
De Voorzitter wil hier aan toevoegen, dat in het vorige jaar
alle uitgaven zijn goedgekeurd.
Het raadslid Bensbach stelt, dat men middelen had kunnen hebben
als reserve.
De Voorzitter zegt, dat deze verordening toch door de raad is
ingetrokken?1
Het raadslid Bensbach beaamt dit maar stelt een vraagteken bij
de manier hoe dit is gegaan.
Het raadslid Sluijts zegt, dat dit juist het kardinale punt is.
Het raadslid Buijs heeft gesteld, dat de oppositie niet aan een
commissie wilde meewerken.
Het raadslid Bensbach ontzenuwt heel dit gezegde, hetgeen hij
hier bedoeld is de bouwgrondbelasting. Aan deze belasting is
serieus gewerkt in de commissie. Op een gegeven moment heeft men
ingezien, dat deze belasting onrechtvaardig was.
Het raadslid Bensbach repliceert "Dat kunt U wel stellen".
De Voorzitter onderbreekt hier de discussie en vraagt of iemand
terzake dit agendapunt stemming verlangt.
De raadsleden Bensbach en Janssens verlangen stemming.