van de huurovereenkomst en wel met een toe te voegen
bepaling wenst en wel:
dat bij een eventuele aankoop in de toekomst van de
grond in deze ten aanzien van aankoop geen bepaalde
voordelen aan de huurovereenkomst kunnen worden ontleend.
De Voorzitter vraagt vervolgens eerst aan het raadslid
van Linden en daarna het raadslid Janssens of omtrent
dit punt het woord wordt gewenst. Beide antwoorden ont
kennend.
De Voorzitter merkt vervolgens op, dat op de eerste
plaats in de betreffende vergadering het ontwerp-recreatie-
plan is behandeld. Hij zegt, dat er tevens ook uitvoerig
over de noodzakelijke verwijdering van het woonwagenkamp
uit het betreffende recreatiegebied is gesproken maar
er na een tijdsduur van drie kwartier geen andere defini
tieve plaats is uitgekomen. Hij stelt, dat toen door de
heer Bensbach het idee is geopperd voor de inrichting
van een woonwagenkamp eerst aan de linker en later aan de
rechterzijde van de Postbaan. Het opgemerkte omtrent
de ligging van het woonwagenkamp in het agrarisch gebied
is inderdaad juist'. Hij stelt echter, dat de gemeente
zich niet leent nog voor een groot noch voor een klein
woonwagenkamp. Hij zegt, dat de grote moeilijkheid schuilt
in de zeer trage totstandkoming van de regionale woon
wagenkampen. Hij merkt op, dat de gemeente al enige jaren
geleden daarvoor een overeenkomst heeft aangegaan.
Hij zegt, dat het al twee jaar geleden is en men met het
regionaal woonwagenkamp zowel in Roosendaal als in
Bergen op Zoom geen stap vooruit is gekomen. Uiteindelijk
is het provinciaal bestuur zich met deze zaak gaan be
moeien ondermeer door de instelling van een commissie
van goede diensten en het ziet er nu naar uit dat er een
regionaal kamp zowel in Roosendaal als ergens in de omgeving
van Heerle komt. Hij stelt, dat het streven van de Minister
zeer duidelijk is om de woonwagenbewoners zoveel mogelijk
te concentreren mede uit oogpunt van de opvoeding van de
kinderen, het toezicht en met betrekking tot de uitvoering
van de algemene bijstandswet. Hij stelt met nadruk, dat er
onder de woonwagenbewoners ook zeer goede mensen zijn,
maar evenals in de burgermaatschappij ook slechte zijn
die de zaak kunnen bederven. Hij herhaalt, dat het opge
merkte over het agrarisch gebied juist is maar stelt,
dat er geen enkel terrein in het bestemmingsplan is aange
wezen voor een woonwagenkamp. Hij merkt op, dat het ook
voor het terrein van het oude woonwagenkamp geldt, dat
zelfs was gelegen in een goedgekeurd recreatieplan. Met
betrekking tot het opgemerkte over het aanbrengen van
schade zegt hij, waar men het woonwagenkamp ook plaatst
er altijd schade is en klachten van landbouwers en andere
bewoners komen wat ook in het verleden met het woonwagen
kamp in Oost voor landbouwers en personen in West het
geval is geweest.
De Voorzitter merkt op, dat het alleen een punt van over
weging is geweest om het woonwagenkamp tijdelijk naar de
Postbaan te verplaatsen in afwachting van de totstand
koming van het regionaal woonwagenkamp.
Hij zegt verder, dat het College van B W nadien op het
huidige terrein zijn uitgekomen. Het opgemerkte, dat
er geen bezwaren waren tegen het plaatsen van het woon
wagenkamp aan de Postbaan acht hij niet juist. Hij stelt,
dat er wel degelijk bezwaren ondermeer door bewoners van
de Postbaan zijn geweest en mede ook uit zedelijksheids-
overwegingen van de plaatsing van het woonwagenkamp aan