maanden is geleden en de raad wordt zoet gehouden met be loften en onvolledige antwoorden en heel deze zaak weer in diepste lade is gelegd. Hij stelt, dat algemeen bekend, ook in de raad is, dat de rioolzuiveringsinstallatie niet deugt maar dat het op de eerste plaats de taak van het College van B W is om daar alles aan te doen om op de kortst mogelijke termijn daarin verandering te brengen. Hij zegt, dat men de fout moet erkennen en de halfslachtige houding, die B W in deze kwestie inneemt de mensen ontevreden maakt en het College van B O en ook de raad een slechte naam bezorgt. Hij stelt als er fouten gemaakt zijn, laten we die dan erkennen en er niet omheen draaien en zegt ons wat het ongedaan maken van de gewraakte stankverspreiding, dat al een paar jaar zo duurt, kost. De Voorzitter antwoordt, dat nimmer om deze kwestie is heen- gedraaid. Hij vraagt of de heer Bensbach kans ziet om de Inspecteur van de Volksgezondheid er bij te halen. Het raadslid Bensbach stelt, dat men er van overtuigd is, dat de zaak is afgekeurd. Als het waar is, dat men ons op hoger niveau aan het lijntje houdt en de Inspecteur van de Volksgezondheid er met geen mogelijkheid bij te halen is, zoals de Voorzitter beweert, dan moeten wij zelf iets doen en niet aarzelen ondanks de kosten, zelf maatregelen nemen. Hij stelt, dat de zuiveringsinstallatie verkeerd is gepland en men deze zaak niet langer meer op de lange baan moet schuiven. Hij stelt verder, dat aan deze kwestie prioriteit is te verlenen boven de Puvevo en het recreatiecentrum, welke laatste geen zaken zijn waar hij tegen is, maar die wel voor de bevolking van minder belang zijn als de kwestie van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Hij stelt, dat hij met deze met de meeste spoed bij het College van B aan dringt om aan deze zaak iets te gaan doen. De Voorzitter merkt op, dat de heer Bensbach heeft gesteld dat hij het recreatieplan voor de gemeente niet van belang acht Het raadslid Bensbach zegt, dat hij het zo niet heeft gezegd. Hij stelt, dat hem het recreatieplan in een geheime vergadering panklaar is voorgeschoteld. Het raadslid van Linden merkt op, dat niemand het juiste er van weet en hij nog steeds wacht op de notulen van 18 januari 1971 Het raadslid Janssens ziet het recreatieplan als een bel- gische aangelegenheid en met bordjes hangen in de toekomst "Hollanders niet gewenst". Het Bieduinenplan noemt hij een plan "op los zand". Het raadslid Bensbach merkt op, dat het vrijwel hetzelfde geldt voor het terrein van Puvevo, waarvan de Voorzitter toch zondermeer niet kan zeggen, daar weet ik niets van. Hij stelt, dat een wethouder medeverantwoordelijkheid draagt en zich niet moet verschuilen en ook gezag heeft en met een antwoord "daar weet ik niets van" kan afmaken. De Voorzitter antwoordt, dat de burgemeester de zaak Puvevo voor zich behouden heeft in B W. Het raadslid Bensbach merkt op, dat het toch niet kan en op- drachten van de gemeente door burgemeester en wethouders dienen uit te gaan. Hij zegt, in het belang van de Voorzitter, daarop te willen attenderen. De Voorzitter antwoordt, dat hier hetzelfde geldt als voor het recreatieplan. Het raadslid Bensbach zegt bezwaar te hebben tegen de wijze waarop het gebeurt. Hij stelt, dat op een eenvoudige vraag van het raadslid Janssens door de Voorzitter geen passend antwoord kan worden gegeven. De Voorzitter antwoordt, dat het punt Puvevo gedelegeerd is

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1971 | | pagina 57