-11- De Voorzitter antwoordt, dat het niet zo ligt, maar het hier gaat over het verlenen van rechtmatige subsidies voor zover de financiële toestand van de gemeente dit toelaat. Het raadslid Janssens zegt dat zijn eerdere opmerking al door de Voorzitter wordt bevestigd. Hij stelt, dat zwemonderwijs zeer be langrijk is en dat de kinderen graag zwemmen, wat hijzelf ook graag doet. Hij acht het een onbillijke zaak en stelt, dat men het subsidie en het zwemonderwijs moet laten zoals het is. Hij deelt de zienswijze van de heer Bensbach, dat het ontbrekende subsidie maar van andere verenigingen is af te halen. Wethouder de Light vraagt het raadslid Janssens of hij die vereni gingen kan aanwijzen. Het raadslid Janssens zegt, dat objectief bekeken men met het school zwemmen veel hoger uitkomt en merkt op, dat het hier ook onderwijs is. Het beweerde, dat het beter goed kont, is volgens hen niet waar. De Voorzitter zegt, dat men aan deze zaak niet verder moet tornen. Het is een gezond voorstel om het zwemonderwijs terug te brengen van twee naar 1 jaar. Hij stelt, dat men deze zaak van beide kanten moet bekijken. Het raadslid Janssens zegt het met het voorgestelde niet eens te zijn, omdat de kinderen er de dupe van zijn. Als lid van het Ouder comité zegt hij te weten, dat de kinderen graag zwemmen. Hij wenst aan het voorstel absoluut geen medewerking te geven. De Voorzitter vraagt in eerste instantie de uitspraak van de ver gadering over het terugbrengen van het zwemonderwijs van twee naar 1 jaar. Hij vraagt wie hierover stemming wenst. Het raadslid Janssens vraagt stemming en wordt daarin gesteund door de raadsleden Bensbach en van Linden. Bij hoofdelijke stemming verklaren de raadsleden Janssens, van Linden en Bensbach "tegen" en het raadslid Sluijts en de wethouders de Bruijn en de Light "voor" te zijn. De Voorzitter deelt mede, dat met 3-3 de stemmen staken en dit punt wordt aangehouden tot de volgende vergadering. SUBSIDIE FANFARE "DE VOLHARDING" Het raadslid Bensbach merkt op, dat uit de overgelegde rekening 1970 en de begroting 1972 blijkt, dat diverse posten worden gesummeerd. Hij meent, dat de fanfare zich daarin ook enige beperkingen moet opleggen. Tevens zijn de inkomsten van dien aard, dat hij meent dat het subsidie ook nader is te bekijken en de gehanteerde norm maar als richtlijn geldt. Hij vraagt of het inderdaad nodig is aan een bloeiende vereni ging, wanneer van haar kant niets gedaan wordt om zich financieële beperkingen op te leggen, zondermeer het normbedrag als subsidie wordt aangehouden. Hij zegt dat geen juist standpunt te vinden en er ook maat staven voor andere verenigingen worden aangehouden, die ook voor de fanfare moeten gelden. Hij stelt, dat de fanfare een bloeinnde vereni ging is, die best met een minder bedrag aan subsidie kan volstaan. De Voorzitter antwoordt, dat de fanfare inderdaad een bloeiende ver eniging is, die niet gemist kan worden. Bij de meeste muziekvereni gingen is het echter wel zo, dat bloedarmoede aan financiën wordt geleden. Hij zegt, dat daarom ook het advies van de Stichting is opgevolgd en overeenkomstig de richtlijnen, ondermeer rekening houdende met de afdeling waarin men zit, het bedrag is bepaald. Het is alge meen wel zo, dat men de gelden dringend en hard nodig heeft en ook afgestemd zijn op deskundig onderzoek. Het raadslid Bensbach stelt, dat een punt uit het oog verloren is en wel, dat de gemeente moet gaan denken op het terrein van alle vereni gingen. Hij zegt, dat het voorgestelde subsidie met omliggende ge meenten na verhouding bijzonder hoog is.

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1971 | | pagina 196