-4- Het raadslid Janssens stelt, dat op basis van de kostenbegroting het bedrag zelfs 180,dient te zijn. Hij herhaalt tegen het voor stel te zijn en vraagt stemming. De Voorzitter zegt tegen de heer Janssens: "U kunt persoonlijk niet aantonen, dat het voorgestelde bedrag van 150,-- te weinig is". Het schoolbestuur kan het eventueel zelf of via de onderwijsraad of een andere deskundige aanvechten waartoe de wet het schoolbestuur de volle vrijheid laat. Het raadslid Janssens acht het wenselijk, dat de raad nu niet achter blijft. Het raadslid Bensbach stelt, dat het hem is opgevallen, dat in de omliggende gemeenten Ossendrecht en Woensdrecht, dus op een afstand van enkele kilometers, toch hogere bedragen worden verstrekt. Hij zegt zich niet te kunnen voorstellen, dat het onderwijs daar duur der moet zijn en meent, dat de begrotingen vrijwel autenthiek zijn. Toch blijkt het niet het geval te zijn. Hij vraagt waar het verschil dan inzit en het hier een niet aanwijsbare factor is. In wezen dienen echter de exploitatiekosten gelijk te zijn. Is het misschien omdat Putte zover van de bewoonde wereld ligt? Hij vindt het iets onredelijks en zegt, dat men er een principiële zaak van dient te maken en deze nader moet bekijken en van de oude gang in een kleine gemeente moet gaan afwijken. De Voorzitter vraagt of hij het zo mag stellen: Voor de volgende raads vergadering aan de Inspecteur van het Lager Onderwijs een juiste de finiëring van het bedrag te vragen, hoewel hij er zelf van overtuigd is, dat het bedrag redelijk is. Het raadslid Janssens kan ook nergens zijn cijfers op baseren. Er zal worden getracht bij de Inspecteur het geadviseerde bedrag nader uiteen te laten zetten. Wij komen in de volgende vergadering met het voorstel terug. Het raadslid Janssens merkt op met eventueel een hoger bedrag. De Voorzitter antwoordt, dat hij dat niet zal vragen aan de Inspecteur van het Lager Onderwijs en dat voor het schoolbestuur altijd open blijft om in beroep te gaan. Het raadslid Bensbach meent, dat het toch wel zo is, dat er overleg is gepleegd met het schoolbestuur. De Voorzitter antwoordt, dat het niet het geval is. Het raadslid Bensbach vraagt waarom het niet is gebeurd en het dan veel gemakkelijker voor de Raad had gelegen dan de huidige wijze. De Voorzitter stelt, dat de Inspecteur de zaken wel met het schoolbe stuur bekijkt en er ook niets in de weg staat om deze aangelegenheid met het schoolbestuur te bespreken, dat hij ook wil doen. Met instemming van de vergadering wordt het onderhavige agendapunt aangehouden tot de volgende vergadering. VIII. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van de uit- kerings- en pensioenverordening wethouders van Putte. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders en conform de aangeboden concept-verordening tot de vaststelling van de uitkerings- en pensioenverordening wet houders, besloten. IX. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de Algemene Bezoldigingsverordening 1971. Overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders en conform de aangeboden concept-verordening, wordt zonder hoofdelijke stemming tot wijziging van de Algemene Bezoldigingsverordening 1971» besloten.

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1971 | | pagina 189