het woord of stemming verlangt. Niemand verlangt het woord of stemming. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders en conform het aangeboden concept-besluit tot de vaststelling van het bestemmingsplan "Afronding Oost" met de daarbij behorende kostprijsbecijfering, besloten Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van het bedrag per leerling als bedoeld in artikel 101 der L.O.-Wet 1920 voor het .jaar 1972. Be Voorzitter zegt, dat een bedrag van ƒ150,per leerling wordt voor gesteld. Hoewel door het schoolbestuur om een bedrag van 167,62 is verzocht, wordt door de Inspecteur van het Lager Onderwijs het voorgestelde bedrag van 150,voldoende geacht. Het raadslid Janssens merkt op, dat het vorig jaar door de Inspec teur ƒ130,is geadviseerd en door hem toen reeds is gesteld, dat genoemd bedrag te laag was en het 150,moest zijn. Door de in middels gestegen kosten met 7% komt men steeds nog minder uit. Hij vraagt waarom steeds het advies van de Inspecteur van het Lager Onderwijs wordt opgevolgd. De Voorzitter antwoordt, dat de Inspecteur van het Lager Onderwijs als deskundige het beste inzicht in deze zaak heeft en het voor U en mij vooral in het onderwijs toch wel moeilijk ligt om de juiste behoefte te bepalen. Hij merkt op, dat het bedrag van de Inspecteur zeker niet aan de lage kant zal zijn,In zijn totaliteit is het een heel bedrag, men kan zich rustig aan het bedrag conformeren en het advies van de Inspecteur als deskundige opvolgen. Het raadslid Janssens stelt, dat de overgelegde begroting van het schoolbestuur een bedrag van 167,62 aangeeft en dat bedrag toch ook ergens vandaan komt. De Voorzitter zegt, dat men hier zeker het advies van de Inspecteur moet opvolgen en het adviesbedrag altijd aan de ruime kant is. Het raadslid Janssens stelt verder met het voorgestelde bedrag van 150, dat te weinig is, niet akkoord te gaan en het 170,moet zijn. De Voorzitter vraagt het raadslid Janssens waarop hij het laatst ge noemd bedrag baseert. Het raadslid Janssens antwoordtop de ingediende begroting van het schoolbestuur plus een afronding naar boven. Hij stelt, dat andere posten, zoals de subsidies ook worden opgetrokken en herhaalt dat een bedrag van 150,veel te laag is. Het raadslid Bensbach vraagt of het niet zo is, dat de begroting door het schoolbestuur ook naar de Inspecteur van het lager onderwijs voor onderzoek en beoordeling is ingezonden en dus is onderzocht. Hij stelt, dat de Inspecteur moet adviseren en volgens bepaalde richtlijnen zo nodig tot het adviseren van een hoger bedrag zal overgaan. Hij zegt, dat het anders geen zin heeft om een begroting in te dienen en er zo niet over te praten is. De Voorzitter antwoordt, dat de gemeente zeer zeker niet boven het ge adviseerde bedrag moet uitgaan, omdat de Inspecteur, die de belangen van het onderwijs behartigt, het maximum er uithaalt. Het schoolbe stuur van haar kant, streeft ook naar het maximum bedrag, waarvoor het advies van de Inspecteur als een rem dient te worden gezien. Het raadslid Bensbach informeert of uiteindelijk het advies van de Inspecteur bindend is. De Voorzitter antwoordt, dat het niet het geval is en men rustig van het advies kan afwijken. Ook het schoolbestuur kan tegen het vastgestelde bedrag in beroep gaan bij G.S., alwaar het dan minitieus wordt onder zocht en uitgewerkt. Hij zegt toch voor te stellen het bedrag van 150,te handhaven en als het schoolbestuur dit te weinig vindt het in beroep kan gaan.

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1971 | | pagina 188