12
is en het over particuliere bebouwing gaat en meent
dat het geen enkel raadslid aangaat wat iemand met zijn
eigendommen doet, en dat zeker geldt voor mensen die zelf
niets bezitten.
De Voorzitter zegt op de diverse opgemaakte opmerkingen
van de vergadering nog even te willen ingaan.
Hij zegt dat de motivering van de heer Bensbach, dat het uit
sluitend om grondspeculaties te voorkomen ging, men ook is
uitgegaan van het als in zij^nota vermelde bedrag van
17.700,dat weldegelijk een rol heeft gespeeld. Hij
stelt, dat het ook op de grondpercelen van de Anjerstraat
maar ook nog op andere betrekking had. Dat het alleen om
de grondpercelen van de heer Buijs ging bestrijdt hij ten
zeerste. Hij stelt, dat in deze precies artikel 280 van de
gemeentewet is gevolgd maar men zich kan afvragen of naar
de huidige opvattingen de verordening nog is te handhaven.
Hij zegt, dat men met de verordening nooit de bedoeling
heeft gehad om ondermeer de gehele Antwerpsestraat te be
lasten. De geuite beschuldiging aan het College van B en W.
van schromelijke nalatigheid, vindt hij in deze tijd niet
zo erg zwaar meer. Dat de interpretatie bij B en ligt,
bestrijdt hij volkomen en stelt, dat de verantwoordelijkheid
bij en aan de raad' is. Omtrent het opgemerkte van de heer
Simons stelt hij, dat het hoofd van Simons in hetgeheel
niet op de offerblok is gebracht. Hij zegt, dat bovenge
noemde volkomen van zijn beroepsrechten, waarvan hij ook
niet vanaf is gehouden en waarvoor ©s. w-aarvtTOr we gelukkig
in een democratisch land leven, gebruik heeft gemaakt.
Hij zegt, dat het helemaal ook miet in de bedoeling heeft
gelegen van de gemeenteom een proefproces uit te lokken
v/at helemaal geen kunst zou zijn geweest voor het verkrijgen
daarvoor van een juridisch advies. Hij stelt,, dat men niet
moet vergeten, dat deze zaak is uitgegroeit en na opmaking
en verzending van de belastingaanslagen, waarvoor aan de
comtable schriftelijk opdracht is verstrekt, de moeilijke
gevallen zijn gekomen. Hij zegt, dat men eerst alles had
moeten afwachten, maar het zaak was, dat de eerste aanslagen
op tijd uitgingen en het hier de uitn^^miiig van een "belasting
verordening was die de raad heeft vastgesteld. Het opgemerkt
van de acties is hem bekend en zegt, dat die hem persoonlijk
niet imponeren en hij zelfs een aangeslage kent, die zijn
„y*