Hij zegt, dat van alle stukken alle raadsleden en ook de betreffende commissieleden exemplaren thuis hebben gehad. Hij meent omwille van de grote belangstelling op de publieke tribune er goed aan te doen door het op gemerkte vooraf ter verduidelijking mede te delen. Vervolgens geeft de_Voorzitter voorlezing van de uit voerige nota van de Burgemeester betreffende de bouwgrond belasting 1966. Aan het slot stelt hij met nadruk, dat de huidige koninklijk goedgekeurde verordening volkomen rechtskrac htig is en de getroffen invorderingsmaatregelen juridisch volkomen juist zijn, wat ondermeer blijkt uit het bij de ingekomen stukken behandelde arrest van de Hoge Baad inzake het verwerpen van het beroepschrift in cassatie tegen de aanslag bouwgrondbelasting 1968 van de Heer E.Simons. Hij stelt verder, dat wanneer tot intrek king van de vigerende bouwgrondbelasting 1966 zal worden besloten het betreffende besluit via Gedeputeerde Staten de Koninklijke goedkeuring behoeft. Hij deelt verder mede, dat helaas door drukke werkzaamheden het prae-advies van B en W, hedenmiddag is klaar gekomen waarvan hij voorlezing geeft en unanium, mede door wethouder de Bruijn, die wegens ziekte verhinderd is, wordt voorgesteld de bouwgrondbelas ting 1966 met terugwerkende kracht in te trekken. Het_raadslid_Bensbach zegt ondanks de reeds gegeven be schouwing toch even te willen teruggrijpen naar het ver leden, en hij,met de destijds ingevoerde verordening in 1966 echt niet gelukkig mee was. Hij stelt, dat volgens hem, in afwijking van de in de nota vermelde motieven er bij de vaststelling van de verordening maar éên mo tief gold en het voorop gezette doel was het voorkomen van grondspeculaties door particulieren en toen daarvoor de belastingverordening is ingevoerd en het hoogstens een 4 of 5 tal grondpercelen betrof, en wel de grondpercelen aan de Anjerstraat van de familie Buijs, die destijds niet aan de gemeente werden verkocht en in eigen hand zijn ge houden. Hij zegtd at de verordening daardoor is ontstaan eto het om geen andere zaken ging. Hij stelt, dat het College van B en W, de vastgestelde verordening toen direct had moeten uitvoeren en vraagt waarom dat niet is gebeurd en B en W. hier schromelijk in tekort is geschoten, waardoor

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1970 | | pagina 41