12
ze dat geven. Bij zegt, dat hij wel eens wordt aangezien als
tegenstander van de fanfare. Dit is helemaal niet het geval.
Als men voor de fanfare aan de deur komt, ben ik de eerste die
deze vereniging zal steunen, aldus de heer Bensbach. Hij stelt
nogmaals dat wanneer blijkt dat dit subsidie nodig is het dan
ook moet worden gegeven. Maar dan ook dezelfde gedragslijn volgen
voor andere verenigingen, uiteraard met inachtneming van de fin
anciële situatie der gemeente. Hij wijst op de groei van de be
volking en stelt dat men er niet is met alleen maar huizen te
bouwen. Men moet een goed leefmilieu scheppen door de voorziening
in secundaire behoeften.
De Voorzitter vraagt hierna of er nog raadsleden zijn welke in
2e instantie oïi-vle subsidies willen vragen,
Niemand verlangt terzake nog het woord.
De Voorzitter zegt hierna over te willen gaan tot beantwoording
van het gestelde door het raadslid Bensbach in 2e instantie.
Hij zegt dankbaar te zijn voor de prettige geluiden, welke hij
van de heer Bensbach heeft gehoord en is zeer gelukkig met zijn
opvattingen. Hij stelt verder, dat er in de diverse behoeften van
de verenigingen enorme verschillen zijn in zowel de directe als
de indirecte kosten. Bij de subsidiëring moet men volgens de
Voorzitter 3 punten in het oog houden n.l. 1e het doel 2e de kosten
welke een vereniging heeft te maken en 3e de mogelijkheid om aan
zijn trekken te komen,
Deze punten zijn door het College van Burgemeester en Wethouders
naar best vermogen beoordeeld. Dit College is echter ook niet
onfeilbaar. Daarbij kan men ook nog van mening verschillen.
Wij hebben echter naar best vermogen gehandeld, De Voorzitter
heeft het verder als een prettig geluid ervaren hetgeen de heer
Bensbach aan het slot van zijn betoog heeft gesteld m.b.t. de
secundaire voorwaarden. Hij wijst op de onderlinge vriendschap bij
de bevolking en stelt dat de mensen het elkaar aangenaam kunnen
maken of het leven verzuren. Hij herhaalt hier hetgeen hij ook
reeds heeft gesteld bij de beantwoording van de vraag van het
raadslid Janssens en doet hierbij echt een beroep op de bevolking
om iets te gaan doen in het verenigingsleven waardoor het leef
milieu zal worden bevorderd.
Hierna stelt Wethouder de Bruijn dat hij v/egens ziekte niet in de
gelegenheid is geweest om de laatste B&W vergadering bij te wonen.
Hij zegt met betrekking tot het voorgestelde subsidie aan de be
jaarden een bedrag van 1500,™ toch ook wel minimaal te vinden
en stelt voor dit subsidie alsnog intern in het College van
Burgemeester en Wethouders te willen bekijken.
Verder wil hij even terugkomen op het verschil in contributie
tussen de leden van de fanfare en V.V.O.V. waarbij hij stelt, dat
de contributie van V.V.O.V. een gezinsbijdrage is terwijl de con
tributie bij de fanfare per lid wordt gerekend.
Een ander punt waarover Wethouder de Bruijn nog iets wil zeggen,
is de kwestie van de toezegging door de Stichting Putte aan de
Stichting Putse Carnaval van een be-drag ad 300, Hij stelt, dat
door de vorige penningmeester van de Stichting Putse Carnaval
aan de Stichting Putte een rekening was voorgelegd, welke voor de
Stichting Putte niet aanvaardbaar was. Overigens zegt hij de
Stichting Carnaval een bijzonder warm hart toe te dragen, maar
zet toch een vraagteken of een prinsenpak en aJürrenpak wel
800,-- k 900,-zal kosten.
Verder zegt Wethouder de Bruijn met betrekking tot het subsidie
aan het N.K.V., dat dit het oude liedje van collega Bensbach is
dat deze actiën jaar uitspeelt. Hij stelt dat de plaatselijke af
deling van het N.K.V. dit jaar ook een subsidie heeft verstrekt
voor de hulp aan Oost-Pakistan, welk bedrag door het hoofdbestuur
wordt verdubbeld»
De Voorzitter zegt dit punt aan te willen houden tot de volgende
vergadering. Hij stelt dat m.b.t. het voorgestelde subsidie aan