Hij kan zich. best voorstellen, dat het een ingewikkelde zaak is, ook
voor de voorzitter, als. deskundige, en dat ook de wethouders er moeite
mee hebben*. Hij stelt, dat wethouder de Bruijn, voorzitter van de be
lastingcommissie is en dat wethouder de light deze zaak niet heeft
kunnen bestuderen. Hij zegt het wel te kunnen aannemen maar vindt
het geen aanvaardbare motivering. Hij zegt, dat de stukken tijdig bij
B# W. zijn bezorgd en dat tijdens de vergadering van het college
van B» W„ of daarvoor stappen had moeten ondernemen om een indruk
en inzicht in deze materie te verkrijgen. Hij meent, dat wethouder
de Light ook niet die voortvarendheid heeft getoond, welke men van
een wethouder mag verwachten. Hij spreekt nogmaals zijn teleurstelling
over de gang van zaken uit, en zegt, aangezien er belangen van inwoners
mee zijn gemoeid het zeer op prijs te zullen stellen, dat de behande
ling medio januari 1970 zal plaats vinden*
-^e Voorzitter antwoordt, dat op kerstavond omstreeks zeven uur zijn
schrijven nog bij de raadsleden is bezorgd. Vervolgens geeft hij voor
lezing van diverse punten van zijn betreffende brief. Hij stelt, dat
hij de commissie graag in haar streven tegemoet had willen komen, maar
zelf geen enkele leidraad had. Hij wijst op de verantwoordelijkheid
die hij ih deze draagt en voor een degelijke bestudering van de mate
rie zelf enkele uren nodig heeft. Hij zegt, dat deze zaak te belan-g
-rijk en te ingrijpend is om zondermeer af te doen. Hij onderstreept
nogmaals, dat het gemeentebelang nergens in het gedrang komt wanneer
de belastingvoorstellen over enkele weken in de raad aan de orde ko
men, en stelt, dat er in deze oudejaarsvergadering van een behoorlij
ke behandeling misschien ook niets terecht zou komen omdat de tijdsruim
te er te klein voor is,Hij zegt, dat het opschorten door het College
van B op zijn uitdrukkelijk voorstel is geschiedt en er geen en
kel ander motief als in zijn brief omschreven, voor is geweest en
hijzelf en ook wethouder de Light, de geuite teleurstelling kunnen
indenken. Hij vindt deze zaak te groot en te belangrijk om het zonder
behoorlijke bestudering af te doen.
Het raadslid Sluijts merkt op, dat door de commissie wijziging van de
bouwgrondbelastingverordening is voorgesteld en vraagt op welke gron
den het vermelde onder punt twaalf van het ontvangen schrijven inzake
de tijdige verzending van de aanslagbiljetten bouwgrondbelasting voor
dit jaar, berust.
De Voorzitter antwoordt, dat het op de vigerende verordening berust
en het College van B W verplicht is om de aanslagen voor 31 dec.
a„s«, op te leggen. Hij zegt, dat ze inmiddels zijn verzonden doch dat
er zijnerzijds een schrijven is bijgevoegd waarbij er op geattendeerd
is de zaak niet af te wachten en de beroepstermijn in acht te nemen.
Hij stelt, dat een eventuele wijziging van de verordening door de
Kroon moet goedgekeurd worden.
4 -