n
IX.Voorstel van burgemeester en wethouders tot ongegrondverklaring
van ingekomen bezwaarschriften tegen de bouwgrondbelasting.
(M.Dekkers en B. Simons.)
De Voorzitter deelt mede, dat de bezwaarschriften van betrokkenen
bij de stukken ter lezing hebben gelegen en blijkens de prae-adviezen
door B. en W. wordt voorgesteld de bezwaarschriften ongegrond te
verklaren. Hij geeft voorlezing van de voornaamste passages uit het
prae-advies met betrekking tot reclamant Bekkers, waaruit blijkt,
dat het geen baatbelasting maar wel een bijdrage aan de gemeente be
treft. Ook van gedwongen ruil is geen sprake. Hij stelt, dat de uit
reiking van het aanslagbiljet terecht heeft plaats-gevonden. Met be
trekking tot reclamant Simons, blijkt uit het prae-advies, dat de
datum' van aankoop van het bouwgrondperceel na 1 januari 1966 heeft
plaatsgehad en het hier ook geen baatbelasting maar een algemene
bijdrage aan de gemeente geldt.
Be Voorzitter stelt, dat het hier een belastingverordening geldt,
en alleen de beoordeling aan de orde is of de opgelegde aanslag
juridisch juist is. Sociale aspecten zijn buiten beschouwing te
laten. Hij deelt mede, dat men met de verordening nog geen ervaring
heeft en er zelfs al enkele punten zijn die in de toekomst nader
zullen worden bekeken. Hij merkt op, dat de verordening juist is
behandeld en na behandeling in het College van B, en en vaststel
ling door de Raad via de inzending van G.S. en doorzending aan de
Minister van Binnenlandse Zaken de Koninklijke goedkeuring is verkre
gen. Hij stelt, dat het in formele zin een wet is en aangezien de
aanslagen rechtsgeldig zijn opge]®gd er niets anders rest dan de be
zwaren van reclamanten ongegrond te verklaren.Hij zegt, dat reclaman
ten het recht hebben om in beroep te gaan en ook B. en W. bereid zijn
de sociale aspecten in overweging te nemen.
Het raadslid van Linden vraagt of reclamanten van de belastingveror
dening wel voldoende op de hoogte waren.
Be Voorzitter zegt,dat het uiteraard moeilijk is om dat te bevestigen.
Hij merkt op, dat de vaststelling in een openbare vergadering van de
raad is behandeld en ieder geacht wordt de wet te kennen.
Het raadslid van linden informeert of dat zulks het geval was voor
dat aan betrokkenen de bouwvergunning werd verleend.
Be Voorzitter acht het zeker het geval en beslist voor een geval
waar hij betrokkene zelf heeft op geattendeerd.Hij zegt, dat in de
raad,pers en zelfs in de staatscourant publiciteit aan de verordening
is gegeven.
Het raadslid van Linden merkt op, dat er maar weinig inwoners de
Nederlandsche Staatscourant lezen en vindt het raar als men later
een belastingaanslag thuis krijgt. Hij acht het noodzakelijk om
vooraf de betrokkenen goed in te lichten.
Be Voorzitter antwoordt, dat reclamanten vooraf ingelicht zijn
en recht van beroep openstaat bij het gerechtshof in 1s-Hertogenbosch,
Het raadslid Bensbach zegt, dat de verordening terecht is toegepast
en de bezwaren van reclamanten derhalve ongegrond zijn te verklaren.
Ten aanzien van het beweerde, dat de mensen van de verordening op
de hoogte zijn, zegt hij het niet eens te zijn. Hij stelt, dat twee
jaar geleden is afgesproken om tot uitgifte van een folder over te
gaan. Boor opneming van een artikeltje in bedoelde folder,die nog
steeds achterwege is gebleven,zou veel narigheid worden voorkomen.
De Voorzitter antwoordt, met het opgemerkte omtrent het niet op de
hoogte zijn, het niet helemaal eens te zijn. Hij stelt, dat hij een
reclamant zelf heeft ingelicht. Hij deelt mede, dat hij de raad heeft
toegezegd iets aan een gemeentefolder te doen. Hij merkt op, dat hij
zowel als het secretarie-personeel overbelast is en men kampt met
personeelstekort en het zo maa^ verder worstelen is. Hij zegt, dat de
folder de aandacht heeft.