- 2 - i) Brief van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant van 10 mei 1967 G.no.97.343,houdende goedkeuring van het raadsbesluit tot verkoop van de woningwetwoning Nieuwstraat 30 aan L.C.v.d. Bergh. Voorgesteld wordt om de behandelde ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen.Conform het voorstel wordt besloten. De Voorzitter stelt verder ter behandeling de ingekomen stuk ken j en k en allereerst stuk k. k) Brief van D.Poorters van 21 maart 1967 houdende bezwaar tegen het bouwen van een houten gebouw langs zijn eigendom. De Voorzitter deelt mede,dat door klager deze aangelegen heid met hem is besproken.Hij stelt,dat het een zuivere civiel rechterlijke zaak is en het inmiddels ook een rechtskwestie is geworden en de gemeente er volkomen buiten staat.Hij zegt,dat er niets anders rest dan voor te stellen om het schrijven van klager voor kennisgeving aan te nemen.Zonder hoofdelijke stem ming wordt overeenkomstig besloten. j) Brief van A.Verswijveren te Bergen op Zoom van 20 maart 1967, houdende het bezwaar tegen de bebouwing aan de Pastoor Wolters straat-Hogenbergdreef De Voorzitter zegt,dat bij de stukken een uitvoerig prae- advies van B is gevoegd.Hij vindt het een echt vervelende zaak en merkt op,dat omtrent het door klager gestelde niets zwart op wit ter secretarie aanwezig is.Hij deelt verder mede, dat zowel het vorige als het huidige college van B W het standpunt was en is toegedaan,dat eenieder die enige schade lijdt of ondervindt ten dienste van het algemeen belang door de gemeenschap schadeloos is te stellen.Hij stelt nogmaals, dat er omtrent de door klager gestelde punten nergens iets schriftelijk is vastgelegd.Hij acht het niet uitgesloten,dat het volkomen te goedertrouw is nagelaten maar ook een denk fout kan zijn gemaakt.Hij merkt op,dat nog het een nog het an der is te bewijzen.De door klager genoemde wethouder Huij- brechts en ambtenaar Emonts zijn beide overleden.Hij zegt,dat hij de juistheid van het door Verswijveren gestelde niet in $t geding wil brengen maar er schriftelijk nergens iets vast ligt Aan de hand van de stukken deelt hij verder mede,dat uit een aantekening van wijlen ambtenaar Emonts blijkt;dat over 5 me ter voor plantsoen is gesproken in het aan Verswijveren ge richt schrijven van deze gemeente betreffende de aankoop van het grondperceel nergens over meters wordt gesproken; in de koopakte het ook zo is en slechts alleen over een muurtje.Hij merkt op,dat hij de eerlijkheid van klager door het alles niet in 't geding wil brengen .Hij stelt verder,dat bij B W het sterkste geldt,dat de aankoop van het grondperceel aan Verswij veren is bevestigd en klager daarop niet is terug gekomen.Hij zegt,dat er ook nog een wijziging van het uitbreidingsplan me de ten aanzien van het bewuste grondperceel is geweest,en Ver swijveren daartegen ook geen bezwaar heeft ingediend. Ook is met betrekking tot de bebouwing de voorgeschreven procedure ex.art.20 der Wederopbouwwet gevolgd ten aanzien van de bouw vergunning. Alle belanghebbenden waaronder ook de heer Verswij veren zijn daarvan bericht.Door Verswijveren is ook daartegen geen bezwaar gemaakt.Het bezwaar kwam eerst toen met de bouw van de woningen begonnen werd.Hij ste}.t,dat een andere voor stelling am de hand van de aanwezige stukken niet juist zou zijn en er niets anders rest dan aan de stukken vast te houden en het schrijven van Verswijveren voor kennisgeving aan te ne men. Het raadslid Sluijts vraagt of het wel zeker is dat er geen personen zijn die het gestelde kunnen bewijzen. De

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1967 | | pagina 22