- 4 -
Hij zegt,dat de rioolbelasting en de renigingsrechten hier ter
plaatse vrijwel aan de gestelde normen voldoen. Anders ligt het
met tarief van de straatbelasting en met de opcenten van de per
sonele belasting.Hij stelt,dat er niets anders rest dan voor
te stellen om de Btraatbelasting van respectievelijk 5 en 10 /o
te verhogen tot respectievelijk 10 en 20en de opcenten van de
personele belasting van 150 tot 200 te verhogen.Hij merkt nog
op,dat de verhogingen een bedrag van f,10.000,-. aan hogere in
komsten zullen geven.
Het raadslid Suijkerbuijk stelt,dat Putte met de opcenten van
de personele belasting bij andere gemeenten zeker niet achter
ligt en men in een dorp meer betaald dan in een stad.Hij zegt,
dat Putte in de hoogste klasse zit en vindt deze verhoging niet
reeel en men door de huurverhogingen steeds maar meer betaald.
De Voorzitter antwoordt,dat er geen enkele belasting is waar
aan niets mankeert.Hij stelt,dat het bij de Minister om de tota
liteit van de eigen inkomsten van de gemeente gaat en de ver
schillen tussen de gemeenten ook ten aanzien van de salarissen
van het gemeentepersoneel door de gemeenteclassificatie enzo
voorts zich voordoen.
Het raadslid Suijkerbuijk vindt de verhoging niet billijk en
zegt nogmaals,dat Putte ten aanzien van de opcenten van de Per
sonele belasting al in de hoogste klasse zit.
De Voorzitter antwoordtdat een grote gemeente ten opzichte van
een kleine gemeente door de uitkering van het bedrag per inwo
ner uit het Gemeentefonds gunstiger zit en men ook van over
heidswege ten aanzien van de kleine gemeenten steeds naar meer
verfijningen zoekt.Hij zegt,dat het algemeen bekend is,dat er
nimmer een goede financiele-verhoudingstegeling is vast te stel'
len. Hij stelt nogmaals,dat het om de totaliteit van de inkoms
ten van de gemeente gaat.
Het raadslid Suijkerbuijk begrijpt het wel en zegt,dat de rio
lering al dertig jaar in Putte had moeten zijn en stelt,dat de
lasten veel te hoog zijn.
De Voorzitter antwoordtdat voorzieningen geld kosten en er van
de zijde van de gemeente ook iets moet gebeuren.Hij merkt op,
dat men het ook in het verhogen van andere belastingen kan zoe
ken en door hem de verhoging van de plaatselijke belastingen
reeds jaren informeel aan de orde is gesteld.
Het raadslid Suijkerbuijk zegt zich met de verhoging niet te
kunnen verenigen en stelt,dat men in een dorp meer personele
belasting betaald dan in een stad en die belasting ook met ie
dere huurverhoging wordt opgetrokken en daardoor ook in een
dorp niet voordeliger uitkomt.
De Voorzitter stelt,dat indien geen gevolg aan de belastingver
hoging wordt gegeven op geen verhoging van de uitkering uit het
gemeentefonds is te rekenen.
Het raadslid Suijkerbuijk vindt de verhoging van de personele
belasting niet reell.
De Voorzitter zegt ,dat hij niet durft voor te stellen om van
de verhoging af te wijken.
Het raadslid Suijkerbuijk stelt,dat het dus zo is als je er te
gen bent je niets krijgt.
De Voorzitter antwoordtdat de gemeente zelf tot een redelijk
peil de plaatselijke belastingen dient te regelen en te zorgen
dat ze een behoorlijke belastingopbrengst haalt,dat in de vorm
van alle mogelijke belastingen kan. Hij wijst op de geweldige
tekorten op de begrotingen waaraan door belastingverhoging nooil
iets is gedaan. Hij stelt diverse keren te hebben gewezen,dat
herziening van de belastingen noodzakelijk wasVoorzieningen
kosten geld,die vroeger met rijksuitkeringen mogelijk waren maai
waarvan de tijd voorbij is en nu gebonden is aan vaste normbe
dragen .Hij stelt,dat hij twee jaar geleden dit heeft opgemerkt
en er niet aan te ontkomen is.
Het raadslid Sui.ikerbuijk .dat het met de belastingverhoging
algemeen maar ten aanzien van de personele belasting heel anders
ligt. De