-2- VI. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het afsluiten van een vaste geldlening met de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten te s-Gravenhage De Voorzitter geeft op dit punt een nadere toelichting. Hij zegt, dat het een aanbieding van een vaste geldlening van 350.000,betreft, waar de gemeente bijzonder gelukkig mee is. De gelden kunnen worden aan gewend voor de aankoop van gronden in plan Oost, ter grootte van circa 5-g- ha. en voor het bouwrijpmaken van het betreffende gebied. Mede voor de inmiddels aanbestede bouwrijpmaking van de achterliggende gronden in de zogenaamde Akker is dit van bijzondere betekenis te achten, omdat het voordeliger zal zijn en ook de anders te treffen noodvoorzieningen achterwege kunnen worden gelaten. Voorgesteld wordt tot het aangaan van een vaste geldlening met de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten, groot 350.000,conform het aan geboden concept-besluit, te besluiten. Zonder hoofdelijke stemming wordt met het voorstel akkoord gegaan. VII. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van een a kasgeldleningenbesluit De Voorzitter geeft op dit punt een nadere toelichting. Hij deelt mede, dat aan Gedeputeerde Staten per kwartaal opgave is te doen van het be nodigde kasgeld. Hij merkt op, dat er nu is van afgestapt en het thans tot en met november 1966 gaat. Hij zegt, dat het bedrag aan benodigd kasgeld is te stellen op 350.000,waarin een lopende kasgeldlening van 250.000,is be grepen die moet worden verlengd, waaraan zowel de Raad als Gedeputeerde Staten goedkeuring dienen te verlenen. Voorgesteld wordt overeenkomstig het aangeboden concept-besluit het bedrag van de kasgeldlening vast te stellen op 375.000, Zonder hoofdelijke stemming wordt volgens het voorstel besloten. VIII. Rondvraag. De heer Bensbach vraagt of het juist is, dat de woning Nieuwstraat 30 aan mej. Wouters en de woning Keizerstraat 44 aan P. Vereist is toege wezen. De Voorzitter antwoordt bevestigend. %De heer Bensbach meent, dat het niet juist is, dat de Raad daarin niet gekend is. De Voorzitter antwoordt, dat de betreffende woningen afzonderlijk zijn vrijgekomen en de woning Nieuwstraat 30 vandaag is leeg gekomen. De heer Bensbach zegt bezwaar te hebben tegen de toewijzing van de wo ning in de Nieuwstraat en vraagt of hier de bevoegdheid van de Raad niet is overgeheveld naar Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter antwoordt, dat dit bij het toewijzen van een woning niet het geval is en het College van Burgemeester en Wethouders niet wacht op meer vrijkomende woningen. De heer Bensbach stelt, dat de bewoners van Nieuwstraat 30 nog niet ver trokken waren en op dat moment de woning in de Keizerstraat ook vrij was. De Voorzitter zegt het niet juist te kunnen zeggen of de toewijzing van de woningen gelijk is geschied. Hij stelt, dat het College van Burge meester en Wethouders er de gedachte taktiek niet op na houdt. De heer Bensbach merkt op, dat het misschien onbewust is gebeurd. De Voorzitter zegt het zich niet juist meer te kunnen herinneren, maar, dat meermalen het toewijzen van een vrijkomende woning voor de ontrui ming plaats heeft. De heer Bensbach merkt op, dat de woning Nieuwstraat 30 van tevoren is toegewezen dat hem door relaties met de huurder-bewoner bekend is. De Voorzitter antwoordt, dat een zevental weken geleden de betreffende huurster van de woning bij hem is geweest. Hij meent, dat in de eerst volgende vergadering van het College van Burgemeester en Wethouders

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1966 | | pagina 41