VII. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van
een verordening tot net toekennen van een uitkering over 1964 in ver
band met de nacalculatie "Trend 1964" aan het daarvoor in aanmerking
komend gemeentepersoneel
Na een korte toelichting van de Voorzitter wordt overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders en conform de aangeboden
concept-verordening tot de vaststelling van genoemde verordening be
sloten.
VIII. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van
verordeningen en besluiten in verband met het in-werking treden van
de Algemene Bijstandswet.
De "Voorzitter geeft op dit punt, dat hij een hele hap noemt, een
zeer uitvoerige toelichting. Hij meent, dat men deze zaak eerst goed
rond moet hebben en de nodige ervaring moet opdoen.
Hij stelt, dat men ook nog zit met het burgerlijk armbestuur, waar
voor een besluit tot opheffing dient te worden genomen.
Voor de instelling van een commissie van bijstand voelt het college
van Burgemeester en wethouders nog niet veel en is van oordeel, dat
in een kleine gemeente als Putte de zaak nog wel is te overzien.
Beter is het daarmee te wachten en te zien tot welke hoogte de zaak
uitgroeit. Van het instellen van een advies-commissie, waarvan de
bevoegdheden niet groot zijn, zien Burgemeester en wethouders het
nut nog niet in en het lijkt hun beter om alles voorlopig in handen
van het college van burgemeester en wethouders te houden. Ten aan
zien van het ontslag verlenen aan de administrateur merkt hij op,
dat de nevenfunktie voor een deel het salaris vormt van de betreffen
de ambtenaar en zou neerkomen op een salarisverlaging waar tegen
over staat dat het werk toeneemt. Hij meent, dat het beter is om
daarmee te wachten en deze aangelegenheid eerst met hogere instan
ties te bespreken.
Burgemeester en wethouders stellen voor:
a) tot opheffing van het Burgerlijk Armbestuur per 1 jan. 1965 te
besluiten:
b) voor de uitvoering van de Algemene Bijstandswet nog geen commissie
in te stellen doch de verdere ontwikkeling af te wachten. De uit
voering blijft dan voorlopig geheel in handen van het college van
Burgemeester en wethouders;
c) voor de uitvoering van de artikelen 29 en 38 van de Algemene Bij
standswet een verordening vast te stellen conform het aangeboden
concept. In plaats van "ambtenaar" is te lezen "afdeling sociale
zaken"; en
d) met de ontslagverlening aan de administrateur en op wachtgeld
stelling even te wachten en hierover contact op te nemen met
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.
De Voorzitter vraagt wie van de raadsleden omtrent dit punt nog na
dere toelichting of het woord verlangt.
Het raadslid Baart vindt het een ingewikkelde materie. Met het voor
lopig achterwege laten van de advies-commissie is hij het eens en
stelt, dat het later nog altijd kan worden bekeken. riij meent, dat
door de vergadering met het voorstel van Burgemeester en wethouders
in zee is te gaan.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van
burgemeester en wethouders besloten.
IX. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van
een nieuwe pensioenverordening wethouders.
De Voorzitter geeft op dit punt een zeer uitvoerige toelichting.
Hij merkt op, dat het alles nogal ingewikkels lijkt en grools aandoet
Het betreft echter hoofdzakelijk de aanpassing van de verordening
aan de huidige wettelijke bepalingen ondermeer ten aanzien van het
weduwe-pensioen en de vervanging van een tijdelijk door een waarde
vast pensioen wat meer rechtszekerheid geeft.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van
-2-