XIV. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling ver hoging percentages straatbelasting 1964~ De Voorzitter geeft op dit punt een zeer uitvoerige toelichting. Hij stelt, dat het een erfenisgeval is die enige tijd draaiende is gehouden. Gedeputeerde Staten van Nrd.Brabant hebben medegedeeld, dat de percentages absoluut omhoog moeten. De percentages van 6$ en 3 liggen reeds vier jaar beneden het vereiste landelijk niveau. Hij merkt op, dat alle belastingen te laag en beneden het landelijk ni veau liggen en voorstellen van B en W begin van volgend jaar tot herziening kunnen worden verwacht. Hij zegt, dat het geen aangename St.Nicolaas of Kerstsuprises zijn maar er niet aan is te ontkomen. Minimaal zal het percentage van de straatbelasting op 10$ gebouwd en 5$ ongebouwd zijn vast te stellen, omdat andere geen enkele baÉis voor besprekingen om uitvoering van noodzakelijke werken meer aanwezig zal zijn. Het raadslid Baart vindt het alles zeer merkwaardig. Hij stelt, dat per 1 juli a.s. de belastingverlaging ingaat maar aan de andere kant het weer teniet wordt gedaan. Hij zegt, dat men eerst de gemeente classificatie maar moet afschaffen en men daarna weer kan zien. Hij zegt, zich met het voorstel niet te kunnen verenigen. De Voorzitter antwoordt, dat spreker zijn standpunt op een heel ander terrein thuishoort, Het betreft hier een belasting op peil brengen waar men al vier jaar mee achter is. Het is niet uitgesloten te achten, dat men er in de toekomst met voorgestelde percentages nog niet zijn. Het raadslid Baart zegt, dat het voorstel maar terug is te nemen tot de algehele belastingherziening aan de orde is. De Voorzitter stelt, dat het niet kan omdat het over 1964 gaat. Hij wijst er op, dat als de gemeente nog iets wil gaan doen, het nalaten van de belastingverhoging geen enkele basis voor onder handelingen heeft, wat geen pretje is. Hij wijst op het groot be grotingstekort 1964 en stelt nogmaals dat belastingverhoging onover- koombaar is en absoluut noodzakelijk een voorwaarde is om nog iets te kunnen doen. Het raadslid Bensbach vraagt of de verhoging van de percentages van de straatbelasting iets meer in cijfers kan worden uitgedrukt. De Voorzitter meent, dat het op een bedrag van f.2000,ligt. Het raadslid Bensbach noemt het nog maar een druppel op een gloeien de plaat. De Voorzitter is de heer Bensbach dankbaar voor zijn opmerking. Hij wijst op het begrotingstekort van 1964 dat rond de f.50.000,ligt. Hij zegt, dat door deze belastingverhoging maar een klein offertje van de gemeenschap wordt gevraagd maar de basis schaft waarop men verder kan praten. Hij noemt de vlugge totstandkoming van een nieuwe school Het probleem riolering is nog een van de te verwezenlijken punten. Hij merkt op, dat van een kleine gemeente meer offers worden ge vraagd dan in een grotere. Hij zegt, dat het streven naar meer en betere voorzieningen de bevolking voor enkele jaren zeker zullen waar deren. Het raadslid Baart zegt, dat de belastingverhoging altijd op de minder draagkrachtige krukt die er altijd de dupe van zijn maar geeft toe, dat het moet. Hij zegt, dat de belasting naar draagkracht beter ligt. De Voorzitter stelt, dat het dan een zakelijke belasting is en een landelijk probleem. Het raadslid Kil vraagt, of de electrificatie-baatbelasting in de straatbelasting is opgenomen. De Voorzitter antwoordt, dat het niet het geval is maar met nnkele kleine baatbelastingen later is te bekijken. Het raadslid Kil vindt baatbelasting onbillijk. De Voorzitter zegt, dat een en ander is op te vangen door een gedifficenceerd tarief, mogelijk is het, dat de baatbelastingen er straks bij komen. -5-

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1964 | | pagina 50