Baars, niet aan de opvolgende bewoner maar aan de heer Gielens in bruikleen als tuin is gegeven. Hij vraagt zich af hoe dat zoiets mogelijk is. Hij zegt, dat er een opzet Baars-Gielens achterzit en hij daartegen moet opkomen. Hij stelt, dat het bewuste grondperceel bij de woning van Hollestelle hoort die het met zijn gezin van 4 of 5 feinderen hard nodig heeft. Hij vraagt wat Gielens, die achter zijn eigen woning een tuin heeft, daat met die grond moet doen. Hij acht het onbillijk en geeft B en W in overweging om daat verandering in te brengen. ■&e Voorzitter antwoordt, dat de heer Gielens het grondperceel in gebruik heeft en het niet juist is te achten om de nieuwe huurder hetzelfde perceel grond te geven daar de mogelijkheid aanwezig was, door het toewijzen van een naastliggend perceel aan Hollestelle, de heer Gielens zijn zelfde grondperceel te laten behouden. Het raadslid Baart stelt, dat het zo niet de bedoeling is geweest. De heer Baars heeft het van tevoren met Gielens bedisseld en opge maakt om de nieuwe huurder, achter wiens woning de grond ligt, de pas af te snijden. Wat hij niet juist vindt. %j stelt nogmaals, dat het stukje grond achter de woning van Hèllestelle ligt en de zaak van te voren is bedisseld. Wethouder van de Ven merkt op, dat de heer Baart het gedeeltelijk mis" heeft en Gielens het bewuste perceel grond al 5 of 6 jaar in ge bruik heeft. Hij zegt, dat op grond daarvan men Gielens het perceel grond heeft laten houden. Hij stelt, dat Hollestelle geen enkele aanspraak op het bij Gielens in gebruik zijnde grondperceel kan ma ken. Het raadslid Baart stelt, dat toch Baars het grondperceel van de gemeente in gebruik had. Het raadslid Bensbach deelt mede, dat Gielens in 1957 een grond perceel nast hem in gebruik heeft gehad. Later is Gielens naar het perceel van Baars gegaan, wat bekekent dat Baars het buiten de ge meente om in gebruik heeft gegeven aan Gielens. Het hij Gielens in gebruik zijnde perceel is derhalve dat van de heer Baars. De Voorzitter stelt, dat het niet bewezen is, dat er een opgezette bedoeling in het spel is. Wethouder Hul.jbrechts zegt, dat Gielens het bewuste grondperceel al vier jaar lang in gebruik heeft en de bewering van de heer Baart niet juist is. Het raadslid Bensbach zegt, dat het er om gaat of de heer Baars het buiten fle gemeente om in bruikleen heeft verstrekt aan de heer Gielens en de nieuwe bewoner niet in de gelegenheid is gesteld om het te gebruiken. Formeel ligt het volgens hem zo, Het raadslid Baart vraagt om hem de schriftelijke bevestiging voor te leggen, dat Baars het bruik van het bewuste grondperceel heeft opgezegd. D® Voorzitter stelt nogmaals dat er van is uitgegaan, dat feet grondperceel bij Gielens in gebruik is. Het raadslid Baart is het met de zienswijze van de voorzitter niet eens. ^ij stelt voor om het bewuste grondpercel alsnog in bruikleen te geven aan Hollestelle. Hij vfaagt wie de huur heeft betaald. De Voorzitter stelt nogmaals, dat Gielens het grondperceel in ge- brui k~EaeTtl Het raadslid Baart zegt, dat het gebruik ten onrechte is. De Voorzitter zegt, omtrent dit punt de discussie te sluiten. Het raadslid Bensbach merkt nog op, dat in het verleden omtrent dergelijke geringe dingen nimmer moeilijkheden zijn gerezen en die steeds op prettige wijze zijn opgelost, dat nu volgens hem hier ook kan. %j noemt het even tot elkaar komen. De Voorzitter hoort gaarne een suggestie van de vergadering. Het raadslid Baart zegt, dat met de personen in kwestie is te pra ten en het resultaat daarvan gaarne zal vernemen. De Voorzitter zegt toe met de betreffende personen de kwestie te zullen "bespreken. Het raadslid Baart wijst op het stukrijden van het trottoir bij Rommens. Hij meent, dat het hoog tijd is, dat er paaltjes geplaatst worden. -11-

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1963 | | pagina 98