Het raadslid de Bruijn meent, dat het met een tijdsruimte van 2
minuten voor een mondelinge vraag kan.
De Voorzitter zegt, dat kan worden bepaald, dat mondelinge vragen
naar het oordeel van de Voorzitter kort en bondig dienen te worden
gesteld.
-^e Secretaris zegt, dat men schriftelijke en mondelinge vragen
redactioneel dient te scheiden. Tevens dient men het doen van voor
stellen niet te verwarren met het vragen van inlichtingen.
De Voorzitter merkt.op, dat het te beoordelen is aan de raad en
niet aan ieder lid en het slechts eenmaal het woord voeren een rem
is
Het raadslid Baart zegt, dat de Voorzitter het raadslid kan atten
deren om het te bekorten.
De Voorzitter antwoordt, dat het met dit reglement kan en wijst
naar artikel 23, 6e lid.
Het raadslid Baart zegt, dat als men wil dwarsbomen er wel zo vragen
te stellen zijn en men daarover kan uitbreiden tot in de verte toe.
Hij meent, dat de Voorzitter steeds kan ingrijpen.
De Voorzitter meent, dat het redactioneel is te stellen "Voor het
vragen van mondelinge inlichtingen kan elk raadslid per vergadering
ten hoogste vijf minuten het woord voeren".
Het raadslid Baart vindt de tijd van vijf minuten erg krap.
Wethouder Huijbrechts zegt, dat een en ander hem niet erg duidelijk
is
De Voorzitter verduidelijkt: vijf minuten in totaal anders schrifte
lijk.
Het raadslid Baart zegt, zich daarmee niet te kunnen verenigen.
De Voorzitter stelt, dat het zaak is, dat de stok in 't midden
wordt gehouden en ter beperking van de tijdsduur van de vergadering.
Het raadslid Baart stelt, dat men voldoende gelegenheid moet krijgen
om zich uit te kunnen spreken.
De Voorzitter merkt op, dat zelfs in de Concilie-vergadering de
spreektijd is geransoeneerd.
Het raadslid Baart zegt, dat het hier niet in het concilie maar in
de raad is.
De Voorzitter stelt, dat het hier gaat over het vragen om in
lichtingen.
Het raadslid de Bruijn deelt mede, dat hij gezien het verloop van
de rondvraag in een drietal verige vergaderingen het toch met het
voorstel van B en W eens is en het nodig lijkt, dat daaraan iets
veranderd wordt waar de raad trouwens zelf heeft om verzocht.
De Voorzitter zegt, dat de wijziging daarvoor door B en W in over
weging is genomen
Het raadslid de Bruijn zegt, dat het voorstel uit de raad tot
wijziging van het reglement door dient te gaan en er echt een grens
is te stellen.
De Secretaris geeft vervolgens op verzoek van de Voorzitter voor
van de nieuwe redactie van artikel 23.
Het raadslid Baart zegt er zich niet mee te kunnen verenigen.
De Voorzitter vraagt of de andere raadsleden met de redactie van
artikel 23 kunnen instemmen. Uitgezonderd het raadslid Baart wordt
met de redactie ingestemd. De Voorzitter zegt, dat een aantekening
zal worden gesteld, dat het raadslid Baart wordt geacht tegen de
vaststelling van artikel 23 te hebben gestemd.
Bij artikel 28 merkt de Voorzitter op, dat hij niet weet hoe het
precies moet lopen met de beantwoording van de schriftelijk gestelde
vragen. Hij vindt de termijn van de ter lezing legging van de stuk
ken vrij lang. Het blijft volgens hem een vraagteken.
De Secretaris deelt nog mede, dat de zaterdagen en zondagen bij de
gestelde termijn van 5 dagen buiten beschouwing blijven.
De Voorzitter stelt, dat het dan nog langer dan een week is, en
meent dat daarvoor door de raad een kortere termijn is te stellen.
Het raadslid Suijkerbuijk vindt de ter lezing legging van de stukken