Het raadslid ée Bruijn vestigt de aandacht op de vernieling van de afrastering van het voetbalterrein en zegt, dat betonnen palen finaal uit de grond zijn gerukt. De Voorzitter antwoordt, dat de vernieling geen werk van kinderen is maar van de rijpere jeugd en zegt toe het te zullen laten nagaan, en de politie zal vragen om wat meer toezicht te houden. Verder niets meer aan de orde zijnde sluit de Voorzitter de ver gadering met gebed en wordt overgaan in besloten zitting. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad der gemeer te Putte op De Wethouder, De Voorzitter, -14-

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1963 | | pagina 101