li
Hij wijst op een krantenbericht waarin Stuij genoemd wordt als burge
meester van'OvezandeHij stelt, dat als het anders ligt de wethouder
zich kan verdedigen.
De Voorzitter antwoordt, dat het interne kwestie van B W. is en men
zich aan een krantenbericht niet stoort en het een kwestie is die niet
tot de competentie van de raad behoort.
Of terecht of ten onrechte voor wat er is gebeurd ziekteverlof is
verleend is een zaak van de Minister van Binnenlandse Zaken.
De voorgeschiedenis van deze kwestie kent hij niet. Hij wijst er nog
maals op, dat deze niet tot de competentie van de raad behoort, en een
ziekte-geval een privé-aangelegenheid is waarover door B W. geen
mededelingen kunnen worden gedaan.
Het raadslid Baart stelt, dat indien de Voorzitter geen opheldering
kan geven, "wethouder van de Ven toch wel inlichtingen kan verstrekken.
De Voorzitter staat wethouder van de Ven geen beantwoording over
dit punt toe.
Het raadslid Baart zegt, dat de weigering hem ten zeerste spijt.
De Voorzitter stelt vervolgens de vergadering voor om geen interpel
latie betreffende deze zaak aan het raadslid Baart toe te staan.
Zondermeer gaat de vergadering met het voorstel van de Voorzitter
akkoord.
Het raadslid Baart brengt vervolgens de rioolbelasting ter sprake.
Hij zegt, dat het tarief van f.25,— tot f.60,— per jaar is en vindt
het treurig, dat zo een hoge belasting op de bevolking ligt.
Hij wijst er op, dat de vaststelling van de rioolbelastingsverordening
in een vorige vergadering met 5 voor tegen 2 stemmen heeft plaatsge
had en vraagt om een commissie te benoemen, zoals in bedoelde ver
gadering ook door het raadslid Huijbrechts is voorgesteld, om de ver
ordening te herzien. Hij meent, dat het zaak is om te bezien of de
belastingbedragen niet lager kunnen worden gesteld.
De Voorzitter stelt dat hij het antwoord kort kan maken. Hij zegt,
dat het niet past om zonder enige aanleiding op een besluit van een
vorige raad terug te komen, wat het bestuursbeleid ondergraaft.Alleen
indien zakelijke omstandigheden wijziging noodzakelijk maken kan men
op een eerder genomen besluit terugkomen, dat hier niet het geval is,
en het anders past om een genomen besluit intact te houden.
Het raadslid Baart betoogt, dat men de verordening toch kan wijzigen.
De Voorzitter stelt, dat de discussies hierover in de betrokken ver
gadering zijn gehouden.
Het raadslid Baart meent, dat men het wagen zal met een proces-ver
baal en noemt een waterleidinggeval dat door betrokkene werd gewonnen.
Hij zegt, dat het een besluit van de vorige raad betreft en, dat elk
raadslid toch mag opkomen voor zijn kiezers.
De Voorzitter beaamt het laatste maar wijst het raadslid Baart er op,
dat hij zich ook als raadslid behoort te gedragen en niet terug moet
komen op genomen besluiten zonder daarvoor omstandigheden die af
wijken van die waarop de besluiten zijn gebaseerd, aanwezig zijn.
Het raadslid Baart vraagt of er geen mogelijkheid voor wijziging is.
De Voorzitter zegt, dat het tegen de staatsrechtelijke usance is.
Het raadslid Baart meent, dat dan toch over herziening kan praten.
De Voorzitter antwoordt, dat het naar zijn mening onjuist is om op
een kort geleden genomen besluit terug te komen.
Het raadslid Baart merkt verder op, dat de bocht bij de rotonde in
de Pr.Bernhardstraat-Dionysiusstraatdie sinds kort is verbreed, veel
te kort is. De Dionysiusstraatwaarin enkele jaren geleden plantsoen
is aangebracht, dat hij zonde van 't geld vindt, noemt hij een straat
van niets. Hij vraagt om het plantsoen weg te halen en de vrijkomende
ruimte bij de weg te trekken waardoor de Dionysiusstraat een prachtige
straat wordt.
De Voorzitter antwoordt, dat de rotonde is gewijzigd in verband met
de definitieve omleiding van de autobusdienst Bergen op Zoom-Antwerpen
v.v., wat een nieuwe figuur is.
- 16 -