Het raadslid Vereist meent, dat het vangnet tegen het plantsoen is te plaatsen. Hij vindt het verschrikkelijk hoe de jeugd met de af rastering en met het plantsoen van het sportveld omgaat. De Voorzitter zegt het de wethouder van openbare werken in handen te zullen geven. Het raadslid Suijkerbuijk vraagt verder de aandacht voor een betere afsluiting van het sportveld. Hij verzoekt om het aanbrengen van een goede afsluiting en het plaatsen van bordjes verboden toegang. Wethouder Huijbrechts merkt ten aanzien van het plaatsen van bordjes met verboden toegang, op dat de raadsleden de verantwoording van de gevolgen zullen móeten dragen. De Voorzitter meent, dat plaatsing van bedoelde bordjes op een afge sloten terrein niet nodig is en de politie kan verbaliseren. De Secretaris zegt, dat het alleen voor bezaaide grond geldt. Wethouder van de Ven zegt, dat in het verleden op het sportveld een proces-verbaal is opgemaakt, dat een hele rel heeft veroorzaakt waar op hij nu niet verder wenst in te gaan. De Voorzitter stelt, dat men bij het plaatsen van de bordjes de consequenties moet aanvaarden. Het raadslid Suijkerbuijk meent, dat als men de bevolking er op attent maakt en het toegangshek goed gesloten is, zoals ook de prak tijk in het verleden heeft uitgewezen, hetgeen onaangenaamheden geeft. Hij zegt, dat het niet de bedoeling is, dat kinderen een bekeuring krijgen. Met een goede afsluiting en een bordje verboden toegang gaat het volgens hem wel. Wethouder Huijbrechts vraagt of de toegangspoort niet te laag is. Het raadslid Suijkerbuijk antwoordt, dat de jeugd er zo maar over heen gaat en het hopeloos is. De Voorzitter zegt, dat een en ander zal worden bekeken. Het raadslid Baart vraagt de Voorzitter om toch van dit punt af te stappen en zegt, dat het raadslid Suijkerbuijk voldoende is beantwoord De Voorzitter wijst het raadslid Baart erop, dat hij als voorzitter van de vergadering beoordeelt of een punt al of niet voldoende is bespoxken. Hij acht het een goed recht van ieder raadslid om zich vol doende uit te kunnen spreken. Hij zegt hiermee een punt achter de behandele sportveldaangelegenheid te zetten en geeft het woord aan het raadslid Baart. Het raadslid Baart brangt de schoolreiskostenvergoeding ter sprake. Hij zegt, dat het gezinsinkomen daarbij geen rol mag spelen omdat er in de gemeente geen Protestante School gevestigd is. Hij stelt, dat be trokkenen toch al meer aan reiskosten moeten betalen dan wat wordt vergoed, door de gemeente en zegt dat ze het gezinsinkomen hard nodig hebben. Hij stelt, dat de reiskosten tenvolle door de gemeente zijn te betalen. Hij vraagt, aan B W. om dit goed in overweging te nemen en er zich over te beraden om de volledige buskosten te vergoeden. De Voorzitter antwoordt, dat het rekening houden met de gezinsinkomst en, waardoor de financiële draagkracht dient te worden bepaald een wettelijke eis is die is gesteld in artikel 13 van de 1.0.Wet, Hij wijst op het geval Bocholt. Hij zegt, dat vergoeding van de volle dige reiskosten eenvoudig niet kan omdat het regelrecht in strijd is met de wet en merkt op, dat het betreffende wetsartikel juist is geschreven voor een andere richting van onderwijs. Over de tabel valt te discusseren. Het raadslid Baart zegt, dat de 1.0.Wet van 1920 is, en informaties erover te zullen inwinnen. Hij meent, dat er in de wet wijziging is te brengen. Het raadslid Baart vraagt verder hoe het met burgemeester Stuij zit. Hij noemt het een eigenaardig en raar geval en heeft het gevoelen, dat het zoals het geval in een verk<&Lzingspamflet is weergegeven, niet is. Hij vraagt wat er zich heeft afgespeeld Volgens hem was de verstand houding en samenwerking in B W. zoek en hij vraagt wie de schuldige daarvan is. Hij ziet burgemeester Stuij, ondanks ziekte-verlof, alles doen eh vraagt wat er hier gaande is en of burgemeester Stuij terug komt of niet. - 15 -

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1962 | | pagina 82