- 7 - Het raadslid Huijbrechts vraagt zich af of dat wel juist is. Z.T7 is het dat niet. Hij stelt, dat iemand die een woning met alle akomodatie heeft gelijk wordt gesteld met iemand die pas een woning gebouwd heeft en moet tobben om rond te komen. Hij vraagt of die verhouding ten aanzien van de rioolbelasting precies hetzelfde ligt, dat hij niet wil betwisten. Hij had liever gezien, dat er een commissie ad hoc was benoemd die de zaak eerst volledig had bestudeerd. De Voorzitter vindt de benoeming van een commissie ad hoe voor deze verordening vreemd. Het raadslid Huijbrechts merkt op, dat de panden in de verordening niet zijn genoemd en vraagt of er nog meer is, o.a. of er nog rioolrechten zullen worden geheven. Hij ziet graag duidelijke cijfers om te weten waar men aan toe is. Hij vraagt zich af hoe het mogelijk is zonder dit alles de verordening vast te kunnen stellen. Hij verzoekt de Voor zitter om hem te willen inlichten hoe een en ander in de gemeente Woensdrecht is geregeld. De Voorzitter antwoordt, dat daar een vuilwateraan- slag van f.75,en een regenwateraanslag van f.40,per perceel wordt geheven voor de aansluiting, en dat de riool belasting is verwerkt in de gedifferentieerde tarieven van de straatbelasting. Het raadslid Huijbrechts vraagt hoe de gemiddelde belasting per perceel ligt. De Voorzitter antwoordt, dat het in Woensdrecht anders ligt. G.S. hebben indertijd een soepeler standpunt in genomen en daardoor zijn de kosten meer in de straatbelasting gedifferentieerd al naar gelang de weg waaraan de woning ligt. De gemiddelde opbrengst per pand is hem niet bekend. Volgens hem ligt die wel iets lager dan hier, waarbij hij opmerkt, dat de rioleringswerken in een gunstiger stadium zijn uitgevoerd. Hij stelt, dat het met de tijd ook steeds duurder wordt. Eerst was het f.15,later op aandringen van de Minister f.25,die men aan laten vloeien heeft met de straatbelasting. Volgens hem is de vraag te stellen of de opbrengst per pand billijk is en of men rekening moet houden met de welstand. Hij stelt, dat de berekening naar de naakte waarde van het pand ook een zekere welstand vormt .Uitzonderirgp gevallen zullen er altijd zijn wat ook ingewikkeld is. Hij meent, dat de belasting een zakelijk recht moet zijn en niet moet zijn afgestemd op de persoonlijke omstandigheden van de bewoner. Hij kan met de suggestie van het raadslid Huijbrechts niet meegaan, wat ook in strijd is met de wet. Hij merkt op, dat de gemiddelde opbrengst op f.55,per pand ligt en men alle panden niet gelijk kan stellen. Hij stelt, dat het eigenaarslasten zijn en het belastingrecht wordt geheven naar de aard van de panden en er een goede differentatie is met redelijke verhouding met voor iedereen gelijke belangen die niet al te sterk uiteenlopen. De Secretaris merkt nog op, dat als maatstaf is ge nomen de kadastrale belastbare opbrengst voor de grond belasting en niet de huurwaarde volgens de personele be lasting. De Voorzitter vraagt welke andere maatstaf dan is te nemen. Het raadslid Huijbrechts uit zijn bezwaar tegen de vaststelling van de verordening zonder dat hij er volledig inzicht van heeft gekregen en zegt er zijn goedkeuring zo niet aan te kunnen geven. Hij merkt nog op, dat later de gevallen om ontheffing komen. 1)6 Voorzitter zegt, dat het laatste niet kan.

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1962 | | pagina 36