rf/WA Wanneer dokter Dingenouts alleen datgene doet, waarvoor geen bouwver gunning is vereist, wat is er dan aan te doen. De voorzitter zegt, dat een en ander aan burgemeester en wethouders overgelaten moet v/orden. Het raadslid de Brui.jn acht dit wel in eerste instantie een taak voor burgemeester en wethouders, doch hij meent, dat de raad de plicht en ook de bevoegdheid heeft hierop te wijzen. De voorzitter zegt, dat bur gemeester en wethouders het optreden van dokter Dingenouts evenzeer sterk betreuren. Het raadslid Huijgen vraagt, wie hier schuld treft. Wanneer de gemeente het huis had overgenomen zou er niets zijn gebeurd. Wanneer dokter Dingenouts vergunning zou krijgen om te verbouwen, wie betaalt later dan de hogere onteigeningsvergoeding De voorzitter deelt mede, dat dokter Dingenouts zonder vergunning van de provincie niet kan verbouwen, en dat het de vraag is, of de provin cie een dergelijke vergunning zal verlenen. Het raadslid Huijgen brengt naar voren, dat de bestaande woning niet voor een dokter geschikt is. Hij wil niet zeggen, dat hij het met het optreden van dokter Dingenouts eens is, maar hij dringt er wel op aan er spoed achter te zetten. Het raadslid de Bruijn hoopt dat deze aangelegenheid de aandacht van het college van burgemeester en wethouders zal hebben. De voorzatter zegt dit toe. Het raadslid de Bruijn vestigt er de aandacht op, dat tengevolge van de hoge grondwaterstand de beerputten van de bewoners van de St. Dionysius straat meerdere malen dan normaal moeten worden geledigd. Hij vraagt, of de gemeente in deze extra kosten geen bijdrage kan verlenen. De voor zitter antwoordt hierop, dat 1960 een abnormaal nat jaar is geweest. Tengevolge hiervan zijn sommige sterfputten misschien één of tweemaal meer geledigd dan normaal. Hij ziet hier evenwel geen reden in, om de gemeente in de extra kosten te laten bijdragen. Het raadslid de Bruijn meent dat de mensen met het ledigen telken male tot het uiterste wach ten. Haar zijn mening zou de gemeente voor 1961 bij wijze van uitzon dering een bijdrage in deze extra kosten kunnen geven. De voorzitter vestigt er de aandacht op, dat voor het ledigen van beerputten de ge meente elk jaar ongeveer 700,- bijlegt, aangezien de uitgaven veel hoger zijn dan de inkomsten. Hij acht het dan ook niet aanbevelenswaar dig, in de extra kosten thans nog een bijdrage van de gemeente te geven De voorzitter vraagt de mening van de andere raadsleden. Wethouder de Clerck informeert of men algemeen om een bijdrage heeft verzocht. Wet houder van de Ven zegt dat dit niet het geval is. Het raadslid Bensbach betoogt, dat de narigheid met de putten ontstaan is door de abnormaal zware regenval. Tengevolge hiervan hebben sommige bewoners van gemeen- tewoningen ook schade ondervonden aan huisraad. Wat zou men met deze mensen doen, waanneer ook zij een vergoeding hiervoor van de gemeente zouden vragen De voorzitter vreest,dat, wanneer de gemeente éénmaal de putten gratis zou laten ruimen, dit niet te voorziene consequenties zou hebben. Moge lijk zouden de mensen dan meerdere malen hiervoor een beroep op de ge meente doen. Het raadslid de Bruijn stelt daarop voor, de bijdrage te stellen op een bepaald bedrag per woning. Wethouder van de Ven en wet houder de Clerck vrezen, dat de gemeente zich met het geven van derge lijke bijdragen op glad ijs zal begeven. Het raadslid Bensbach acht het gevaar niet uitgesloten, dat ook anderen zullen vragen om bijdragen in de door hen gelegen schade. De voorzitter zegt, dat B. en W. deze aan gelegenheid nog eens zullen bekijken. Het raadslid de Bruijn informeert, hoever het staat met de gemeentere kening 1956. De voorzitter antwoordt hierop, dat gewacht wordt op het rapport van het Verificatiebureau. 15. Sluiting. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter de vergadering met gebed. Aldus/vastgesteld in de o enbare raadsver gadering van Jfp fjC/ De Wethouder, De Voprz^.ttve^ V

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1961 | | pagina 9