'De heer van Meel acht het gewenst,dat de gemeente de gronden in han
den krijgt en daarna het gebied kan ontsluiten.
De heer v.d.Berg meent,dat men eerst het gebied ten zuiden van de
Breestraat moet aanpakkeh.
Wethouder van de Ven wijst er op,dat men toch eens met de riolering
zal moeten doorstoten naar het industrieterrein.
De heer v.d.Berg kant zich niet tegen het bouwplan van J.v.d.Berg-
Buijs.
De Voorzitter acht het gewenst dat er nog eens rustig over na
wordt gedacht.Volgens hem is het oppassen om geen scheve schaats te
rijden^ieder zoekt om wat te doen waarbij hij noemt rentmeester Kro
nenburg met de gronden van de erven Moretuswaartegen hij wel bezwaai
heeft
De heer v.Beel vindt hoogstens een drietal bungalows op het meest
oostelijk perceelsgedeelte van Buijs niet onaardig.Hij stelt verder,
dat men het uitbreidingsplan niet moet realiseren voordat de gemeent?
de gronden in handen heeft.
De Voorzitter antwoordtdat het streven van de gemeente daarop is
gericht.
De heer van Meel meent,dat zowel de belangen van de gemeente als vai
de ingezetenen moeten worden gediend en deelt mede,dat het meest oos
telijk gedeelte van het perceel van Buijs waarop een drietal bunga
lows kunnen worden geprojecteerd ongeveer een lengte van 150 M en eei
diepte van 50 meter heeft.
De Voorzitter merkt op,dat bij de ingexetenen algemeen de behoefte
bestaat om hun eigendom te behouden.
De heer van Meel antwoordtdat men ten aanzien van het bouwen hoge
re eisen kan stellen. Volgens hem behoort ieder die bouwt een goed
bouwplan mede ten aanzien van eisen van welstand te hebben,terwijl
men ook de bouwplaats kan aangeven.
De Voorzitter merkt op,dat men er zo nog niet is.
De heer v. 1.1ecl zegt,dat de bouwverordening dwingend is.
De Voorzitter deelt verder mede,dat een verzoek is ingekomen van eei
diamantzagerijdie een werkplaats beogen voor 2 a 5 personen ter
grootte van 50 M2. en voor de bouw van een bungalow een bouwperceel
van 1450 M2,en daarvoor hebben gemikt op het industrieterrein.Hij
vraagt zich af of dit als een industrie moet worden aangemerkt.
De heer van Meel antwoordtdat het een bedrijfje en geen industrie
is,dat in de bebouwde kom thuishoort.
De Voorzitter meent,dat het toch de bedoeling is,dat het achter
terrein waarop bedrijfjes of werkplaatsen worden gebouwd aan de voor
zijde wordt gebezigd als woningbouwperceel.
De heer van Meel beaamt dit.
De Voorzitter wijst vervolgens nog op een ingekomen aanvrage van de
Fa.Dijk voor grond vaor de bouw van een opslagplaats(loods)
De heer v.Mcsl denkt daarvoor ook aan binnenterrein.
De Voorzitter vraagt vervolgens de mening van de vergadering over
het ontwerp—uitbreidingsplan om ook de heren van Meel en van den
Berg een algemeen gedacht en indruk te kunnen geven om die te rap
porteren.
De heer v.Mccl wijst er nog op,dat de raad straks het ontwerp-uit-
breidingsplan met betrekking tot het buiten het begrensde gebied
van Gr.Sliggende gebied zelf zal moeten vaststellen en waarbij
tevens het een als het ander met G,S. sluitend moet worden gespeeld
waarbij hij ondermeer noemt het gelijk ter visie leggen van het ont-
werp-uitbreidingsplan.Hij merkt tevens op,dat de raad nog opdracht
aan de Planologische Dienst dient te verstrekken voor het opmaken
van het ontwerp-plan voor het niet door 1.3.vast te stellen gebied.
Wethouder van de Ven vraagt hoe de douaneweg is aan te leggen.
De Voorzitter acht die vraag bezwaarlijk omdat het betreffende ge
bied in de bebouwde kom ligt en men dit niet kan doen.Verder is
het volgens hem een zaak van het Rijk.
Wethouder van de V^-n vraagt hoe het gaan zal als er dan d^ngs die
weg wordt gebouwd.
De heer