/3 4ty>t'9*&
v"
HEREN LEDEN TAN DE RAAD, DAMEN3 EN HEREN.
Toen ik op 1 december 1986 het burgemeestersambt dezer ge
meente aanvaardde,heb ik U plechtig beloofd mijn best te zullen doen,
wetend,dat er veel te doen was en jarenlang hangende problemen om op
lossing vroegen.
Ook deze gemeente kende de na-weeên van bezetting en bevrijding
en een zware taak waohtte mij.
Ik was er mij terdege van bewust,dat er flink moest worden aan
gepakt en hard gewerkt moest worden om de sporen van de bezetting zo
snel mogelijk uit te wissen.
Dooh bij mijn ambtsaanvaarding heb ik nog iets anders gezegd,
nl. H Indien ik me verzekerd weet van de steun en medewerking,die ik
zo zeer zal behoeven,indien ik mag rekenen op een welwillende bevolking
die enig begrip kan opbrengen voor de moeilijkheden van deze tijd,dan
zal dit mijn werk niet onbelangrijk verlichten".
Het beroep,dat ik toen op U deed,is niet tevergeefs geweest. In
da bijna 12 jaren,dat ik deze gemeente heb mogen leiden en besturen,
heb ik dit mogen doen in een geest van groot vertrouwen en samenwerking
die men slechts zelden ontmoet.
Dat het afscheid van een gemeente,waar men zo lang en zo pret
tig heeft gewerkt,zwaar is,is zonder meer duidelijk.
Nimmer heb ik dan ook het bekende france gezegde «"Partir c'est
mourir un peu" vertrekken is eigenlijk een beetje sterven" zo goed
aangevoeld dan op dit moment,nu ik mijn werk,waar ik nog midden in stond
plotseling moet afbreken.
12 jaren heb ik hier mogen arbeiden in de beste verstandhouding.
U schonk mij een schier onbeperkt mandaat,dat mij enthousiast maakte en
moe* en dutf gaf,doch waardoor ik ook de verantwoordelijkheid scherper
heb aangevoeld.
Ik moest er
V