dat de Raad "bij dezen de eer heeft te verwijzen naar het gesprokene van Wethouder H. Wijnings in de openbare gemeenteraads vergaderingen van 20 Juni 1930 en 12 September 1932, waarvan afschrift hierbij gaat dat de Raad zich heden nog volledig daarmee vereenigt en op hetzelfde standpunt staat dat de Raad zich in de kwestie van vereeniging der gemeen ten op het standpunt stelt, dat deze niet mag worden beheerscht door gedachten, louter aan bezuiniging ontleend, doch ook rekening moet gehouden worden met hoogere motieven dat de Minister van Binnenlandsche Zaken blijkens een schrijven aan Gedeputeerde Staten van Zeeland meedeelde geen vrijheid te kunnen vinden om een wetsontwerp in te dienen tot samenvoeging van vier Zeeuwsche gemeenten omdat naast de doelmatigheids- en bezui nigingsoverweging overigens geen dringende motieven en doorslaande argumenten werden aangevoerd j dat dit laatste volgens onzen Raad ook het geval is met de uiteenzetting der beweegredenen in het schrijven van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant van 19 September 1934, G, No 360, Ie afdee ling, betreffende de vereeniging der gemeenten Ossendrecht en Putte geeft op grond van bovengenoemde overwegingen als zijn oor deel te kennen, dat een eventueele vereeniging der twee betrokken gemeenten absoluut ongewenscht wordt geacht en verzoekt met den meesten aandrang aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant van hst voornemen af te zien een voorstel van wet voor te dragen tot ver eeniging der gemeenten Ossendrecht en Putte

Raadsnotulen

Putte: 1928-1996 | 1934 | | pagina 36